Maurice Denis : Pasen. De vrouwen bij het graf.
Musée départemental Maurice Denis. Saint-Germain-en-Laye
Paasnacht (A-jaar ) Homilie op Matteüs 28, 1 – 10
De dood en de verrijzenis van Jezus zijn de twee facetten van Gods voorbijkomen onder ons in Jezus. Door het aanvaarden van de dood is Jezus nedergedaald tot het diepste van onze menselijke conditie. Door de verrijzenis heeft God Jezus in zijn menszijn, opgenomen tot zich. Matteüs onderlijnt die beweging van doorstroming en eenheid tussen de dood en de verrijzenis van Jezus.
Dezelfde vrouwen die naar het graf komen, en getuigen worden van de Verrezen Jezus, waren tegenwoordig bij het kruis (Mt 27,56) en bij de graflegging (Mt 27,61). Matteüs vermeldt een aardbeving bij de verrijzenis (Mt 28,2) zoals bij de dood van Jezus (Mt 27,51). In de apocalyptische taal is aardbeving het gangbaar teken van een goddelijke tussenkomst die de gewone loop van zaken overhoop haalt. Voor zijn gemeenschap van Joodse origine, vermeldt Matteüs daarbij nog de tegenwoordigheid van Joodse wachters (Mt 28,4). Zij moeten een dode bewaken, maar worden getuigen van zijn verrijzenis. Zo spant de ‘dood-verrijzenis’ van Jezus zich tussen twee polen : de wachters die het teken zijn van het ongeloof van de Joden, en de vrouwen, het teken van het geloof van het nieuwe godsvolk.
Hadden de apostelen een verrijzenisverhaal moeten uitvinden, dan zouden zij er, in hun culturele context, zeker geen “vrouwenhistorie” van gemaakt hebben. Wanneer Paulus de inhoud van de verrijzenis moet uitleggen aan de sceptische Korinthiërs, dan vermijdt hij zorgvuldig de verschijningen aan de vrouwen te vermelden om alleen te refereren naar de apostelen : “hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was“ (1Kor 15, 5-8). De verschijning aan de vrouwen bij het graf, die op verschillende manieren verhaald wordt, is echter in de eerste christen gemeenschap geattesteerd als een feit. De apostelen zijn gevlucht of hebben verloochend. De vrouwen zijn trouw gebleven tot aan het kruis. Aan haar komt het toe de Blijde Boodschap van de verrijzenis te verkondigen aan de apostelen.
Niet de ontdekking van het lege graf is het beslissende element in het evangelieverhaal van vandaag. Het getuigenis van de engel en de zending die hij de vrouwen toevertrouwt staan er centraal. Deze moeten onverwijld de goede boodschap van de verrijzenis aan de leerlingen brengen (Mt 28,6-7). Deze zending veroorzaakt overigens bij haar eerst toch veel angst bij de grote vreugde van de blijde boodschap (Mt 28,8). Welk onthaal staat haar met die ongehoorde zending te wachten ? Wat ze te melden hebben is een boodschap die beroep doet op het geloof. Enkel wie gelooft kan de ware betekenis vatten van het lege graf. Dat geloof zal de eerste christen gemeenschap overal herhalen met de woorden van de engel : “Jezus, de gekruisigde, is verrezen” (Mt 28,5-6). De vrouwen, en wij na haar, worden niet gesterkt in dat geloof door het lege graf, maar door de persoonlijke ontmoeting met Christus. Mattheüs heeft die ontmoeting van de verrezen Jesus met de vrouwen die van het lege graf komen opgetekend (Mt 28,9-10). Bij deze ontmoeting raken de vrouwen Jezus aan, en hij spreekt haar toe. Ons geloof is direct contact met Christus, zijn woord wordt hoorbaar als we geloven.
Met de verrijzenis verkondigt de eerste christen generatie de overwinning van God op de dood. De verschillende verhalen nemen de verdwijning van Jezus’ lichaam als evident. Zonder dit verdwijnen was de verrijzenis ondenkbaar in de bijbelse mentaliteit van toen. De betekenis ervan is duidelijk : het is verkeerd de gekruisigde te zoeken in een graf. Hij is niet daar, hij is verrezen : hij behoort niet tot de wereld van de dood.
Om de verrijzenis van de lichamen aan de Korinthiërs uit te leggen zal Paulus niet komen met het feit van het lege graf. De verrijzenis is niet het terug opnemen van het vorige lichaam. De verrijzenis is een omvorming. Door mijn lichaam ben ik dit welbepaald persoonlijk wezen en niet iemand anders. Bij mijn dood wordt ik niet opgelost in het ‘grote Al’ of het ‘grote Niets’: ik blijf mijzelf, met mijn lichaam. Ik blijf met mijn lichaam dat persoonlijk wezen dat God, in zijn liefde, heeft gewild dat ik zou zijn. God zal me niet laten vallen in het niets : Hij bemint mij voorgoed. Maar mijn lichaam zal omvormd worden. Van aards, stoffelijk en sterfelijk, zal het hemels worden, geestelijk en onsterfelijk (1Kor 15,35-53). In die zin is onze dood onze verrijzenis.
De stilte van God op het kruis betekent niet dat Hij de gekruisigde in de steek laat, of medeplichtig is met de beulen. God was met Jezus. Door zijn dood verrijst Jezus in Gods armen. De verrijzenis bewijst dat God werkelijk met de gekruisigde was, niet door op te treden tegen zijn beulen, maar door hem, en de mensheid in hem, de uiteindelijke overwinning op de dood te verzekeren. De liefde van God toont zich het hoogst in zijn macht het kwaad te kunnen vernietigen zonder hen die het kwaad aanrichten te verdelgen. Jezus’ verrijzenis betekent dat God hem met zijn lichaam opneemt als zijn welbeminde Zoon. In de verrezen Jezus wordt het menszijn in het leven van God binnengebracht. Wij worden er verwacht op onze beurt.
De vrouwen hadden geweend bij het kruis. Zoals wij hebben zij zich afgevraagd hoe God het lijden van een onschuldige kan toelaten. Van een onschuldige dan nog, die geleefd heeft om te verkondigen dat God Liefde is. Voor haar, zoals voor ons, komt de verrijzenis een nieuw licht werpen op de dood van Jezus. Jezus is gestorven in vertrouwen op de Vader, en de Vader heeft hem onthaald met zijn menszijn in zijn onmetelijk leven. De dood van Jezus is een “dood-verrijzenis” geweest. Hij is niet gestorven in de leegte van het niets, maar in de volle communie met God. De Vader heeft hem niet gered van de dood, maar in de dood.
Het is in onze dood dat wij tot verrijzenis komen. Jezus heeft er ons de weg toe geopend. Uit onszelf hebben wij geen toegang tot God. De mensheid van Jezus die in de godheid is opgenomen opent er de toegang voor de ganse mensheid. Verrezen, brengt Jezus ons binnen bij God.
Aan allen een Zalig Pasen.
Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval
( Geb: 17 dec.1928 / Overl: 12 jan.2018)