… Jezus dus geeft de Geest bij zijn dood, op Pasen en op Pinksteren. De Handelingen vermelden echter dat de Geest nog gegeven wordt na Pinksteren (Hand 4,31; 8,17; 10,44; 19,6). Paulus, van zijn kant vermeldt dat buiten Jeruzalem ook Romeinen en Korinthiërs na Pinksteren de Heilige Geest hebben ontvangen (1Kor 2,12; 6,19; 2Kor 1,22…). De gave van de Geest is dus een gebeuren dat boven de tijd uitgaat. In de eeuwigheid is het altijd ‘nu’. De Heilige Geest wordt gegeven, nu. Wij ontvangen hem, nu, jij en ik, om de Goede Boodschap te verkondigen.
Ja, maar waarom heeft Lucas dan in zijn Handelingen een precieze datum gesteld voor die durende gave van de Geest ? Lucas past hier eenvoudig toe wat wij ‘het verchristelijken van de heersende cultuur’ zouden kunnen noemen.
Het feest van Pinksteren bestond reeds bij de Joden om God te danken voor de gave van oogst (Ex 23, 16). Gevierd vijftig dagen na Pasen onder de naam van ‘het Wekenfeest’, werd er weldra ook de gave herdacht van de Wet aan Mozes op de Sinaï, waardoor Israël het Godsvolk werd (Ex 19, 1). De joodse monniken van Qumrân vierden dan ook op Pinksteren het feest van het Verbond, en hernieuwden er hun eed van trouw aan de Wet van het Verbond.
Lucas gaat nog een stapje verder door op die dag de uiteindelijke gave te vieren die God ons geeft : de gave van de Geest, grondvest van het Nieuwe Israël, de Kerk. Het is een sterk signaal : de christenen stappen over van de gave van de Wet naar de gave van de Geest, van het onderhouden van de Wet naar de vrijheid van de Geest van Liefde.
De gave van de Geest is dan ook niet opgesloten in de kring van het Cenakel, maar een wereldgebeuren waar alle volkeren van de toen bekende wereld de getuigen van zijn : “Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië” (Hand 2,9-11). De Kerk is gesticht in haar wereldmissie.
En zodus “ieder hoorde de apostelen in zijn eigen taal spreken” (Hand 2,6). In deze voorstelling doet de Geest de toehoorders niet de taal begrijpen die de apostelen spreken, maar Hij laat de apostelen zich verstaanbaar uitdrukken aan ieder in zijn eigen taal. De Kerk moet de mensen er niet toe brengen haar taal te doen begrijpen, maar hen spreken in hun taal. Geen gemakkelijke taak, maar voor die zending heeft ze op Pinksteren de Geest ontvangen. De Geest maakt het evangelie voor ieder actueel.
Ook in het Johannesevangelie wordt de Geest gegeven in het kader van de zending. Tot veertig maal toe wordt er Jezus benoemd als “hij die door de Vader gezonden is”. En nu zegt de verrezen Jezus tot zijn apostelen : “Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik u”. Jezus laat zijn leerlingen deelnemen aan het leven, de liefde, de kennis die hij van zijn Vader ontvangt, en tevens aan de zending hem door de Vader toevertrouwd.
Met een geste drukt hij het trinitair karakter uit van de zending : “na deze woorden blies hij over hen heen”, (‘inefusèsen’, zegt het Grieks, letterlijk ‘hij blies in hen’). Jezus herhaalt de geste van de schepping waarbij God de mens het leven inblaast (Gen 2,7). Hij blaast zijn apostelen nieuw leven in, het leven van de Geest : ‘Ontvang de heilige Geest’.
Er is een nauwe band tussen de gave van de Geest en de zending. Alleen de Geest is in staat de apostelen te herscheppen om de bovenmenselijke taak te vervullen die Jezus hen toevertrouwt. Zitten ze nu precies niet opgesloten in hun vrees achter gesloten deuren ?
Door de werking van de Geest worden de leerlingen toegewijd aan de zending, zoals Jezus zelf “door de Vader geheiligd en naar de wereld gezonden werd” (Jo 10,36; cf. 1,33; 17,17-19). Die band tussen de Geest en de zending van Jezus werd reeds vroeger aangehaald : “Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed” (Jo 3,34). De Geest bevrijdt van de opgeslotenheid, zodat de woorden van de zendeling overvloedig het geloof opentrekken dat brengt tot eeuwig leven.
Ten slotte geeft Jezus aan de leerlingen de macht de zonden te vergeven : “Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven ; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven”. Jezus had de Joodse schriftgeleerden diep geschokt door zich die macht toe te schrijven (Mc 2,5-7). Nu geeft hij die macht onbeperkt aan zijn leerlingen. In de context van Johannes is het de macht om de mensen, gezuiverd van hun zonden, te leiden naar de bron van het leven, zodat ze één geworden met de ware Wijnstok, in geloof en liefde het heilig volk van God (Jo 15,1-17). Door de zending van de leerlingen, zal de wereld de zending erkennen die Jezus van de Vader heeft ontvangen (Jo 17,19-21).
Zo volbrengt de verrezen Christus wat Johannes had aangekondigd : hij is “het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jo 1,29), hij is die doopt in de Heilige Geest” (Jo 1,33).
Het johannesevangelie eindigt waarmee het is begonnen. De cirkel is rond.
( Broeder Mark uit Orval)