Paasnacht A -jaar Homilie op Mattheüs 28, 1-10
“Als Christus niet is opgestaan, dan is ons geloof ijdel”, zegt Paulus (1 Kor
15,14). Als Jezus niet verrezen is, dan is hij dood voorgoed. In hem ons
vertrouwen stellen is dan ook zinloos. Maar de vraag stuit terug. Als Christus
verrezen is, wat verandert dat in mijn leven ? Als het niets verandert mijn
leven, dan is Jezus’ opstanding toch voor mij van geen belang. Welke is de
reactie geweest van de eerste personen die de opstanding hebben ervaren ?
De eerste christenen van Jeruzalem gingen op bedevaart naar een leeg graf
dat ze als dat van de Heer beschouwden, en ze hebben de namen onthouden
van de vrouwen die het lege graf hebben ontdekt. Voor deze vrouwen heeft
de opstanding van Jezus gans hun leven veranderd. Ze moesten een radicale
rechtsomkeer maken. Ze komen een geliefde vriend bewenen (zie de schilderij
van He Qi, hierboven) die wreed ter dood werd gebracht, maar de engel zegt
haar : “Snel, gaat zijn discipelen zeggen : “Hij is verrezen” (Mt 28,7). De engel
drong er bij de vrouwen aan om snel te handelen : en zie, ze lopen, “vol
vreugde” (v.8). Ze lopen en ze zijn vol vreugde zoals de magiërs die de ster
terugvinden (Mt 2,10), of zoals wie die de schat ontdekt (Mt 13,44). En ze
lopen : ze staan te popelen om de vreugde die haar vervult mee te delen. De
opstanding van Jezus is de zekerheid van de overwinning op de dood, de
verzekering van haar eigen opstanding. Ze lopen, ze kunnen niet wachten om
haar vreugde uit te dragen. Dat we bij onze dood niet in het niets zullen
vallen, is een goed nieuws dat we niet voor ons kunnen houden : we moeten
het kwijt overal rondom ons !
Maar let op, neem een stap terug. Het lege graf is geen “bewijs” van de
opstanding. Mattheüs wijst erop door te herinneren aan de kwaadaardige
thesis dat het lijk gestolen zou geweest zijn (Mt 28,11-15). Laten we meteen
een misverstand over de opstanding opruimen. Jezus’ verrijzenis betekent
Gods overwinning op de krachten van de dood, en niet de reanimatie van
een lichaam, zoals de reanimatie van Lazarus (Jo 11,43-44). De evangelist
symboliseert deze beslissende overwinning over de dood, door de afdaling
van de engel die de steen van het graf wegrolt, en hem immobiliseert door
erop te gaan zitten (v.2) : de dood kan zijn prooien niet meer bewaren, hij is
definitief overwonnen ! Maar dit symbool stelt niet de opstanding van Jezus
voor, die een feit is dat ontsnapt aan alle waarneembare voorstelling.
Aan de Korinthiërs die zich afvroegen wat de verrijzenis is, heeft Paulus het
duidelijk uitgelegd. De opstanding is een transformatie. Bij zijn dood, gaat de
mens over van zichtbare aardse wereld naar de onzichtbare wereld van God,
“van psychisch wordt hij spiritueel” (1Kor 15,35-48). Daarom zegt Johannes
dat Jezus’ dood zijn verrijzenis is : geheven op het kruis is hij verheven ten
hemel (Wanneer ik van de aarde verheven ben, zal ik allen tot mij trekken, 12,32).
Daarom moeten de vrouwen vertrouwen schenken aan wat de engel zegt,
want Jezus, die zien ze niet. Het is pas wanneer zij de haar toevertrouwde
zending volbrengen, en dat zij snellen om het goede nieuws aan de discipelen
te melden, dat Jezus zich laat zien om te preciseren dat de ontmoeting in
Galilea plaats zal vinden (v.10). Afgewezen door Jeruzalem, zal de christelijke
zending zich resoluut wenden tot de heidenen. Het was in het “Galilea der
volkeren” (Mt 4,15) dat de leerlingen de oproep van het Koninkrijk hadden
gehoord, en het is daar dat ze opnieuw zullen aanknopen met de nieuwe
aanwezigheid van Jezus. “Daar, zullen ze mij zien” (v.10).
In dit zeer sober tafereel geeft Mattheüs een bekende traditie weer die
Johannes op zijn manier heeft ontwikkeld (20,11-18). De scène in de buurt van
het graf is als het antwoord van Jezus op het geloof van de vrouwen. Ze
hebben tegenover hem de houding van de ware leerlingen : zij naderen, zij
werpen zich ter aarde (v.9). Zij “nemen zijn voeten vast”, niet om hem te
weerhouden, maar om vast te stellen dat hij echt levend is. Jezus bevestigt
haar zending met de woorden : “verkondigt aan mijn broeders …” Mattheüs
denkt hier aan de vergiffenis geschonken aan de leerlingen die de vlucht
genomen hebben, en die Jezus toch “mijn broeders” noemt. Dat ze op weg
gaan naar Galilea, waar ze ooit geroepen werden, en de broederlijke band
van het vertrouwen en het geloof zal er zich herstellen.
Merk op dat de vrouwen hier de tussenpersonen zijn van Jezus met de
leerlingen. Zij hebben niet gevlucht. Zij stonden bij Jezus’ kruis. Zij nemen
het risico om naar het graf te komen. Jezus heeft haar tot apostelen van de
apostelen ingesteld …
De geschiedenis is ondankbaar : zij zullen haar statuut verliezen wanneer de
Romeinse keizer het christendom tot staatsgodsdienst zal verklaren, en er de
hiërarchie van zal organiseren volgens de Romeinse normen waar vrouwen
geen plaats hebben …
Maar de vrouwen gaan op weg : de verrijzenis zal verkondigd worden !
En nog steeds verkondigen zij !
Hij is verrezen !
Een Zalig Pasen !
Broeder Marc (1928-2018)