Deze typische handelswijze van Jezus werd overgenomen en doorgezet door de eerste christenen. In de Handelingen gaan de missionarissen op weg met zijn tweeën : Petrus en Johannes (Hand 3,1 ; 4,13); Paulus en Barnabas (Hand 13,2); Juda en Silas (Hand 15,22) … Het is ook opvallend dat Jezus zijn zendelingen een deel van zijn macht mededeelt : de duiveluitdrijving, als teken dat het Rijk van God ingehuldigd is.
Van nature legt de zending van rondtrekkende leerlingen het accent op hun getuigenis van armoede. Zij komen niet met machtsmiddelen. Zij zullen hun levensonderhoud (brood en zakgeld) ontvangen van wie hen onthalen. Hun kleding zal zo eenvoudig mogelijk zijn, zoals het reizigers past die onbelemmerd op weg willen (geen reiszak, geen wisselkleding). In die tijd ging men meestal blootsvoets, maar in tegenstelling tot Mattheüs en Lucas, behoudt Marcus voor zijn zendelingen staf en sandalen : zoals het paasritueel dat voorschrijft, moeten Jezus’ zendelingen steeds bereid zijn op weg te gaan, “de lenden omgord, de sandalen aan de voeten, de staf in de hand” (Ex 12,11).
Het onderhoud van de zendelingen wordt toevertrouwd aan wie hen onthalen. Dat onthaal bewijst dat de zendeling welkom is. Zij die gratis de Goede Boodschap brengen, ontvangen een gratis onthaal. De Goede Boodschap is gratuit, hij wordt niet opgedrongen. Hij wordt in volle vrijheid de toehoorders aangeboden. Zo een stad of een dorp de Goede Boodschap weigeren te onthalen, eerbiedigt men dat weigeren en zet men zijn weg verder. De ritus die daar bij hoort, is een oud oosters gebruik : men schudt het stof van zijn voeten, omdat men niets wil meenemen van een onvriendelijke plaats.
De richtlijnen die Jezus zijn zendelingen meegeeft, gaan echter verder dan de archaïsche gewoontes van zijn tijd. Zij betekenen een grote stap voorwaarts in de ontwikkeling van zijn zending, en die zal zich nog verder zetten in de Kerk en de wereld. De Kerk wordt uitgenodigd er haar roeping in te herkennen. Haar zending laat haar niet toe zichzelf op te sluiten in om het eender welk sociologisch cultuurpatroon. God is Liefde, Hij is dus promotor van vrijheid : zijn liefde dient zich ontsloten aan onze vrijheid aan.
Het verhaal van Marcus, waar de zending van de Twaalf met geen enkele geografische beperking gepaard gaat, staat haaks op wat we lezen bij Mattheüs : “Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen. Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls” (Mt 10,5-6). Marcus richt zich tot de gemeenschap van Rome die zich ontdaan heeft van de beperkte horizon van het Jodenchristendom. Geen wonder dat we bij Marcus niets meer vinden van het oorspronkelijke symbolisme van de Twaalf, het getal dat in de Messiaanse tijden de vereniging van de twaalf stammen van Israël symboliseerde. Wel integendeel, in het vervolg van het Marcusevangelie (cf. Mc 7 à 8,13), zien we dat Jezus herhaaldelijk verwittigt tegen een zich terugplooien binnen het Jodendom.
Jezus vertrouwt de voortzetting van zijn eigen zending toe aan zijn leerlingen, en dat zijn wij vandaag. Hij wil dat onze zending zou zijn zoals de zijne : vrij van elke band, ontlast van alle bagage, beschikbaar. Marcus onderscheidt bij de leerlingen geen professionelen van de missie, noch gedurende Jezus’ leven, noch in de toekomst van de Kerk (aangekondigd in 13,10 en 14,9 bij voorbeeld). Hieruit volgt dat Marcus aan de zending van de Twaalf de grootst mogelijke draagwijdte geeft, zodat dit verhaal elk christen eraan herinnert dat hij lid is van een Kerk die gezonden is naar de wereld, en dat hij getuige van Jezus is voor de mensen.
Praktisch gesproken, hoe kan ik, in mijn leven, getuige van Jezus zijn met als enige bagage zijn Goede Boodschap dat God een Vader is die ons liefheeft ? Ik hoef het mij niet ingewikkeld te maken. Het volstaat eenvoudigweg deze liefde mee te delen. Onverwijld zal die liefde in mijn leven andere opportuniteiten kruisen. Ik zal moeten kiezen, uitleg geven aan wie zich aangesproken voelen. De liefde interpelleert, vraagt om opheldering.
Uit de van Abdij Orval /Broeder Marc.