A-Jaar: Zondag 9 november 2014 Homilie op Johannes 2, 13 – 27

 

Maar Jezus stelt zich hier boven het gezag van de hogepriester die de geldwisselaars  toelaat in de tempel. Dat is zeer ernstig. Zonder die geldwisselaars is de offerdienst er niet mogelijk. Wij lezen in de Handelingen dat er op Pinksteren te Jerusalem Parten waren en Meden, Elamieten, Mesopotamiërs, Kapadociërs, Frygiërs, Egyptenaren, Libiërs, Romeinen, Kretenzen en Arabieren, allemaal mensen die op bedevaart kwamen naar de tempel. Het geld van die vreemdelingen werd beschouwd als onrein omdat er allerlei afbeeldingen opstonden. In de tempel mochten er immers geen afbeeldingen zijn. Om het te kunnen offeren moest dat geld uitgewisseld worden in tempelgeld. Als Jezus dat belet, stelt Hij een einde aan de tempeldienst.

Maar Jezus doet de maat overlopen als Hij zijn optreden rechtvaardigt door aanspraak te maken op een nieuwe tempel die hij zelf zou bouwen. Dat betekent, noch min noch meer, een definitieve breuk met de eredienst van het Oude Verbond. Zegde Jezus niet aan de Samaritaanse : “Er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden … en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid”  (Jo 4,21 24).

De geste van de tempelreiniging, die Johannes plaatst bij het begin van zijn evangelie, is des te sprekender, daar Jezus juist voordien te Kana water heeft veranderd in wijn als voorteken van de Eucharistie die het centrum zal zijn van de nieuwe eredienst in de tempel van zijn verrezen lichaam dat Hij na zijn dood in drie dagen heropbouwt.

Wat bedoelt Jezus, als Hij spreekt over de tempel van zijn lichaam ? Jezus maakt duidelijk dat Hij voortaan niet alleen de enige hogepriester is die erover beslist hoe het er in de tempel moet toegaan, maar dat Hij ook het enige door God aanvaardbare offer is, en bovendien dat Hij de ware tempel is, de enige ontmoetingsplaats tussen God en de mensen.

Het is dus duidelijk. Jezus stelt dat God alleen ontmoet kan worden in een nieuwe tempel, en die tempel is zijn lichaam. God ontmoet de mensheid in Jezus op een zo enige en totale manier, omdat Hij, in Jezus, mens geworden is. Nergens is God zò verbonden met de mens. Jezus is onze ontmoetingsplaats met God. Jezus is het enige relais met God, zoals hij het reeds van meetaf aan had verklaard : “je zult de hemel open zien en Gods engelen zien opstijgen en neerdalen boven de Mensenzoon” (Jo 1,51) .

Waarom vieren wij dan de wijding van een kerk gebouwd van stenen, en dan nog wel de kathedraal van de bisschop van Rome, de basiliek van Lateranen ? Onze kerken zijn maar symbolen van de levende Kerk, “gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. Vanuit hem groeit het hele gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan hem, de Heer, in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest, zegt Paulus (Ef 2, 20-22), en Petrus valt hem bij : “laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel” (1P 2,5). Wij zijn maar stenen van deze Kerk voor zover wij geplaatst zijn op Christus. Samen vormen wij hier een plaatselijke Kerk.

Op hun beurt vormen de plaatselijke Kerken samen de universele Kerk, het Lichaam van Christus, ontmoetingsplaats van God met de mensen. Als we het symbolisme even doordrijven, dan is de basiliek van Lateranen, zetel van de bisschop van Rome, die als bijzondere zending heeft te waken over de eenheid van de Kerk, zowat het symbool van de eenheid die de communio uitdrukt van de plaatselijke Kerken.

Zo herinnert het feest van vandaag ons aan de werkelijkheid van het mystisch lichaam van Christus waar we leden van zijn, en dat ons leven geeft. Lichaam ook dat wij doen leven door onze liefde tot Christus. Deze liefde drukt zich uit in de zorg die we hebben voor de eenheid van de Kerk. Concreet beleven wij die eenheid in onze eigen kerkgemeenschap.

Terug naar:  Wekelijkse Inspiratie…>>>