De familie steunt op het geloof. Zo jij jouw man bemint, dan is het niet omdat hij de geweldigste man is ter wereld, de meest begrijpende, de geduldigste, de tederste, de edelmoedigste. En jij bemint jouw echtgenote ook niet omdat zij de mooiste vrouw is ter wereld, de zachtmoedigste, de kalmste. Neen, jullie beminnen elkaar omdat jullie in elkaar geloven zodat jullie zich geëngageerd hebben in een liefde die enig is voor jullie.
En zo zijn de ouders hun kinderen niet gaan kiezen op een concours van de mooiste baby’s, of bij de eersten op een prijsuitdeling. De ouders beminnen hun kinderen, omdat het hun kinderen zijn, kinderen die God hen heeft toevertrouwd om er prachtige mensen van te maken.
En ook de kinderen beminnen hun ouders niet omdat zij de beste zijn ter wereld, maar omdat het hun vader en moeder zijn die ze vertroeteld hebben toen ze baby’s waren, die hen hun naïef egoïsme hebben vergeven, en hun geween en hun kreten die iedereen op de zenuwen werkten hebben verdragen, zonder nog al het werk en al de kommer te venoemen die ze bezorgd hebben. Kortom, de kinderen op hun beurt worden bemind zonder het te verdienen, zonder voorwaarden. Dat is toch ook geloof !
Ook in de heilige Familie is dat geloof nodig geweest. Jozef heeft in Maria moeten geloven, zijn verloofde die op ongewone wijze zwanger geraakt was. Hij heeft daar wel een sterke liefde voor nodig gehad ! Van haar kant heeft Maria in Jozef moeten geloven. Geloven dat hij aan haar zijde zou blijven in die onvoorziene situatie. Ze heeft vertrouwd op zijn liefde, op zijn respect, de waardering die hij haar toedroeg. Ze heeft zich op hem durven berusten in dat buitengewone avontuur waarin God hen wilde betrekken.
Jozef en Maria hebben samen geloofd in hun kind. Hoewel het ogenschijnlijk een kind was zoals de andere, hebben ze altijd geloofd in het mysterie dat het verborgen in zich droeg. Zij begrepen niet altijd wat Jezus deed, noch wat er over hem gezegd werd of wat hij zelf zegde (Lc 2,33,50). Maar ze schonken hem vertrouwen en zijn moeder bewaarde en overwoog dat alles in haar hart (Lc 2,19, 52).
En Jezus dan ? Hoewel hij wist dat hij “bij zijn Vader moest zijn” (Lc 2,49), schonk hij zijn vertrouwen aan zijn ouders : “en hij schikte zich naar hen (Lc 2,51). Hoewel hij gans opging in de wil van zijn Vader, heeft hij getoond, gedurende dertig jaar familieleven te Nazareth, dat men de Vader kan eren en zijn heilstaak volbrengen in een toegenegen en eenvoudig familieleven.
De opdracht van Jezus in de tempel heeft het geloof van zijn ouders nog een tandje bijgebracht. De ouderling Simeon heeft hun verwondering op de proef gesteld. Alsof het vanzelfsprekend was begint hij met de profetische visie dat Jezus’ zending ruim het kader van de Joodse natie zou overstijgen. Zijn zending betreft immers “het heil dat God toebereid heeft ten aanschouwen van alle volken”. Jezus zal, noch min noch meer, “een licht zijn dat God zal doen kennen aan de heidenen, en een glorie voor Israël” (Lc 2, 31-32). In een oogopslag omarmt Simeon gans het werk van God : het heil voor zijn heilig volk (vers 31, dat de termen van Jesaja 52,10 gebruikt), waaraan de heidenen zullen deelnemen (v. 32). Lucas noteert terecht de verbazing van Jezus’ ouders (v. 33) om dit totaal verrassend perspectief dat een nieuw licht werpt over Jezus’ zending die de engel had aangekondigd (Lc 1,32-33).
Maar Simeon gaat nog verder. Hij beschrijft nu de tegenovergestelde reacties die Jezus’ zending in Israël zal teweeg brengen : voor de ene de val, voor de andere de opstanding. “Hij zal een omstreden teken zijn” (35), want hij richt zich tot het geloof. God wil de instemming van zijn volk niet opdringen maken : Hij weigert gediend te worden door slaven.
Abrupt gaat Simeon nu over van het kind naar zijn moeder (v. 35a). Hij kondigt haar aan dat haar ziel door een zwaard zal doorstoken worden. De verklaring van deze dreigende woorden is een klassiek probleem. De meeste exegeten zien er de aankondiging van een persoonlijke beproeving voor Maria : hetzij de twijfel die ze zou hebben gehad bij het kruis, hetzij de pijn van de moeder en de gelovige om het kruis, of nog haar deelname aan het lijden van haar zoon bij de verdeeldheid van zijn volk. In de context genomen betreffen Simeon’s woorden eerder de tegenspraak die Jezus’ zending zal ontmoeten. In dit perspectief betekent het zwaard de verdeeldheid van Israël, eerder dan de Passie van Jezus (het vers 34 spreekt niet expliciet over de passie). Zoals het aan Maria aangekondigd wordt, zal ook zij, zoals haar Zoon, verscheurd worden door de verdeeldheid van zijn volk.
Jozef en Maria staan er voor zoals alle ouders. Zij onthalen een kind dat voor hen een bron van vreugde zal zijn. Maar ze moeten het erbij nemen dat het kind in de toekomst hen ook pijn en lijden kan brengen, en dat in de mate dat zij hun kind beminnen, zelfs als het zijn eigen weg gaat. Het is echter van belang bij moeilijke momenten affectief samen te blijven. Een onbreekbare band schept dan een communie die tegen alles bestand is, en een diepe vreugde in het hart bewaart.
Broeder Marc uit de Abdij van Orval.