Wanneer Jezus de beslissing neemt om naar Jeruzalem te gaan, dan zegt die onbevangen realist kwansuis tot zijn angstige medeleerlingen : “Gaan ook wij om met hem te sterven” (Jo 11,16). Verrezen, neemt Jezus Thomas bij zijn woord door te preciseren dat in hem geloven erin bestaat gezonden te worden zoals hij gezonden werd.
De zending, de taak van de christen, is niet anders dan deze van Christus zelf. In werkelijkheid is er niet de zending van de Zoon door de Vader, met daarnaast, een andere zending, deze van de leerlingen. “Zoals de Vader mij gezonden heef, zo zend ik u” : er is maar één zending. Zij draagt in zich al de liefde van de Vader. Zij komt van de Vader en keert terug naar de Vader met allen die in Jezus geloofd hebben. De Vader vertrouwt ze aan de Zoon, en de Zoon vertrouwt ze ons toe.
Waarom ons verantwoordelijk stellen, wij zwakke mensenkinderen, voor die immense zending geladen met al de liefde die de Vader heeft voor alle mensen ? Christus opent ons de toegang tot God, wanneer hij bij zijn verrijzenis met zijn mensenlichaam de intimiteit van God binnentreedt. Hij opent ons de weg als hij met zijn menszijn binnen de onzichtbaarheid van God komt. Onzichtbaar geworden door zich te voegen aan de densiteit van Gods wezen, heeft hij voortaan zijn zichtbare Kerk nodig om zijn zending bij de mensen verder te zetten. De ware werkelijkheid is onzichtbaar.
Onze ogen kunnen haar niet vatten, noch onze handen haar raken. De verrezen Christus is hier tegenwoordig in de aanwezigheid van God zelf die ons doordringt. Hij is in ons meer onszelf dan wij onszelf zijn – wij zijn nog steeds onszelf aan het worden. Maar hij heeft ons voortaan nodig opdat, door ons, de liefdeszending die de Vader hem heeft toevertrouwd, op zichtbare en tastbare wijze aan de wereld openbaar zou worden.
Welke is de natuur van die liefde ? We mogen ons daar niet in vergissen. En nochtans breekt Jezus daar geen woorden over om het ons duidelijk te maken. Hij toont ons eenvoudigweg zijn handen en zijn doorstoken zijde, terwijl hij zegt : “Zoals de vader mij gezonden heeft, zo zend ik u” : wij zijn gezonden om een liefde te beleven die gaat tot het uiterste, tot de laatste druppel bloed van een open hart. Een enkele precisie nochtans expliciteert Jezus gebaar : dat verbazend woord : “wier zonden gij vergeeft, hen zijn ze vergeven”.
De liefde van de Vader voor de mensen openbaart zich in de vergeving die Hij ons schenkt. Door ons verwerpen van de liefde – dat is onze zonde -, hebben wij Jezus handen en zijn zijde doorboord, maar de liefde van de Vader is groter dan ons gebrek aan liefde. Hij vergeeft ons dat weigeren te beminnen, en dat is wel de moeilijkste vergeving die er te schenken valt.
Er is geen liefde zonder vergeving. Elke liefde moet door een crisis, de crisis van de vergeving : ja of neen, zal de liefde het opbrengen te vergeven ? Zolang een liefde nog niet vergeven heeft, moet ze nog haar eeuwige wortels schieten in het hart van wie bemint. En onze vergeving, tot hoever gaat die ? Wij vergeven ons onze begrenzingen, ja, maar met een ontgoocheld hart. Wij vergeven ons onze tekortkomingen, maar met een gegriefd gemoed. Maar een afwijzing van de liefde vergeven ? God vergeeft ons dat we Hem afwijzen, dat we Hem weigeren te beminnen in zijn kinderen. Hij vergeeft ons dat wij voorbijlopen aan de liefde die Hij ons aanbiedt, en meer nog, Hij zendt ons in de wereld om die vergeving aan te bieden als onderpand van zijn liefde. Voor ons kan zoiets niet : die vergeving ligt niet in onze natuur.
Daarom geeft Jezus ons de Heilige Geest,de Geest van God zelf die vergeeft. Wij worden niet gezonden volgens onze mogelijkheden, maar volgens de mogelijkheden van God zelf. De Heilige Geest is ons gegeven, niet opdat wij gelijk wat zouden laten zeggen volgens onze fantasie, maar om het enig woord te kunnen zeggen dat van God komt : het woord van zijn liefde die vergeving is. De Heilige Geest is de stilte van God waarin de woorden van het Woord kunnen weerklinken. En het Woord zegt niets anders dan dat God ons het eerst heeft bemind, en dat we daar de consequenties uit kunnen trekken in werkelijkheid van ons leven.
Thomas, de realist, had gelijk wantrouwig te staan tegenover de geestelijke illusies die men zich kan opspelden als troost tegen de kwalen van het leven. Wat betekende voor die enige leerling die geen schrik had, het getuigenis van hen die beweerden dat Jezus verrezen was, terwijl zij zich barricadeerden achter gesloten deuren ?
Jezus nodigt Thomas uit, niet alleen om te geloven zonder te zien, maar ook om de tekortkomingen te overstijgen van het getuigenis van de Kerk.
Het is niet voor niet dat paus Franciscus er danig op steunt dat wij onze cenakels zouden verlaten, en de straat zouden opgaan.
Hebben wij er de kracht niet toe ? Zij zal ons komen van de Geest !
Broeder Marc : Abdij van Orval