Welke is Jezus’ eerste activiteit in het Marcusevangelie ? Hij omringt zich met leerlingen die hij laat deelnemen aan gans de belevenis van zijn openbaar leven (1,21.28 ; 2,15 ; 3,7 ; 5,37 ; 6,1 ; 8,27…). Jezus begint met een gemeenschap te vormen, een familie van leerlingen “om met hem te zijn en op zending te sturen” (3,14). Als getuigen van zijn optreden, zullen zij zijn werk verder kunnen zetten. Op die manier suggereert Marcus dat Jezus’ leven zich verder zet in de Kerk, nu door ons die zelf dit getuigenis ontvangen hebben en doorgeven.
Marcus schematiseert het verhaal van de roeping der eerste leerlingen : Jezus komt voorbij, hij ziet mensen aan het werk, hij roept ze en ze volgen hem terstond. Men heeft een indruk van overhaast. Marcus geeft overigens dat gevoel van gejaagdheid door een massief gebruik van het bijwoord “terstond”. Hier tweemaal gebruikt (verzen 19a en 20a), komt het elfmaal voor alleen reeds in het eerste hoofdstuk. Meestal heeft dat ‘terstond’ geen enkele chronologische betekenis. De zin ervan is dat er geen tijd te verliezen valt, als het Rijk Gods zich aandient.
Dat betekent echter niet dat alles bij Marcus maar enscenering is zonder historische waarde. Wel integendeel, die theologische schematisering veronderstelt een diepe verankering in Jezus’ leven, en werpt een helder licht op de conditie van de leerling die hem op de voet volgt.
De leerlingen hebben werkelijk met Jezus geleefd. De uitdrukkingen “volgen, achterna gaan” (Grieks : opisô elthein) maken deel uit van het vocabularium dat de relaties uitdrukt van een groep leerlingen met een rabbi, en Jezus zelf ontvangt soms de titel van rabbi. De menigte was echter “getroffen omdat hij onderwees met gezag en niet zoals de wetgeleerden” (Mc 1,22). Er was hier dus meer dan een rabbi. Jezus “volgen” betekent meer dan de relatie met een rabbi die ter plaats blijft. Jezus gaat op tocht : hij vraagt zijn leerlingen zich te engageren in een avontuur dat een totaal engagement vereist. Het is te begrijpen dat de evangelisten het woord “vergezellen” (Gr. : akolouthein) verkiezen vooral voor de apostelen die met Jezus leven.
Jezus wil van zijn leerlingen ”mensenvissers” maken. Deze uitdrukking is origineel, en komt nergens voor in de rabbijnse of hellenistische litteratuur. Welk is echter de zin van dit authentieke woord van Jezus ? Wanneer Marcus zijn evangelie schrijft, zijn de omstandigheden grondig veranderd. Leerling zijn van Jezus is nu niet meer zomaar lopen op de wegen van Palestina, maar deel uitmaken van de wereldwijde gemeenschap der gelovigen. De Goede Boodschap heeft de joodse kringen verlaten en is wereldwijd verspreid.
Het roepingsverhaal van de apostelen wordt nu een oproep gericht tot ieder mens. Marcus heeft in zijn evangelie voldoende kentekens geplaatst die deze transpositie suggereren. Om te beginnen zal hij het schema van de roeping der eerste discipelen toepassen op de het roepingsverhaal van Levi, die geen deel uitmaakt van de groep der Twaalf, en die geen eigen zending ontvangt. “Jezus komt voorbij en ziet Levi, zoon van Alfeüs, gezeten aan zijn tolkantoor. Hij zegt hem : ’volg mij’. Levi stond op en volgde hem” (Mc 2,14). Zelfde scenario, zelfde onmiddellijk antwoord. Jezus neemt onmiddellijk daarop de maaltijd met de tollenaars en zondaars en Marcus verduidelijkt : “want velen volgden hem” (Mc 2,14). Jezus verklaart dat hij “de zondaars roept” (Mc 2,17) om zijn leerlingen te worden, en Levi is daar de eerste van. Marcus denkt hier natuurlijk aan de verruiming van het christendom dat in zijn tijd het Joodse milieu verlaat om naar de heidenen te gaan. Hij drukt die overgang ook uit door vanaf het begin van zijn evangelie erop te wijzen dat Jezus voortdurend zijn kleine groep meeneemt buiten de grenzen van Israël, aan de overkant van de zee van Galilea (1,38 ; 4,35 ; 5,1 ; 6,45 ; 7,32 ; 8,27) of naar Tyrus en Sidon (3,8 et 7,24). Leerling zijn, Jezus volgen, is voortaan met hem naar de heidenen gaan. Dat wordt waargemaakt zich in het leven van de gemeenschap na Pasen.
In het verhaal van de roeping van Levi, vermeldt Marcus niet dat Levi zijn beroep of zijn bezittingen vaarwel zegt. Jezus volgen betekent niet dat we een levensstijl moeten aannemen zoals destijds in Palestina. Maar wel van op een of andere manier deel te nemen aan Jezus’ bestemming. Wat dan wel ? Men heeft laten opmerken dat Marcus voor de apostelen slechts tweemaal de uitdrukking “achter laten, in de steek laten” (Grieks : afentes) gebruikt. Eerst in het roepingsverhaal “ze laten hun netten … hun vader achter”. En dan op het ogenblik van Jezus’ aanhouding “hem in de steek latend (Grieks : afentes), vluchtten zij allen weg” (Mc 13,50). Daar zit duidelijk een bedoeling achter : het dient tot niets zijn bezittingen achter te laten als het is om Jezus bij doodsgevaar in de steek te laten.
Jezus volgen is geen situatie van 2000 jaar geleden kopiëren. Het is voortaan, met Jezus, het kruis dragen in het dagelijkse leven (Mc 8,34). Doch dat is slechts mogelijk als de leerling ook vandaag, zoals de eerste leerlingen, bereid is zich in zijn dagelijkse bezigheid door Jezus te laten roepen en hem op de voet te volgen.
Broer Marc Abdij van Orval