Lucas 14,25-33
Toen talloze mensen met Jezus meetrokken, keerde Hij zich om en zei tot hen: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand van u een toren wil bouwen, zal hij dan niet eerst ervoor gaan zitten om een begroting te maken of hij wel genoeg bezit om hem te voltooien? Anders zou het hem kunnen overkomen – als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk tot een einde te brengen – dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen, maar hij was niet in staat het einde te halen. Of welke koning zal – als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken – niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo kan niemand van u mijn leerling zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.”
Enkele bedenkingen bij de lezing van zondag 4 september 2016
* Deze bovenstaande passage maakt duidelijk dat Christus volgen nooit vrijblijvend is. Het heeft een prijs. Vind ik Hem volgen veeleisend? Is al wat ik bezit opgeven realistisch? Als dit niet zo is, hoe interpreteer ik deze passage dan? Breng voor de Heer al wat in deze verzen weerstand oproept.
*In het gebed ligt de focus op mijn relatie met God. Al het overige wordt losgelaten. Om te bidden heb ik niets nodig. Ik sta naakt voor God, ongehinderd door al wat ik me toeëigen en zo dikwijls Gods uitnodiging en genade in de weg zit.
Bron: Gewijde Ruimte