Hij doodde de vogels, gooide ze in een mand, en verkocht ze op de markt. De opbrengst was het levensonderhoud voor hem en zijn vrouw. Zo werd de zwerm vogels van dag tot dag kleiner.
De leider van de kwartels – een ervaren en intelligente vogel dacht diep na hoe hier een einde aan zou kunnen komen. En op een dag wist hij de oplossing.
Hij verzamelde alle kwartels om zich heen en ontvouwde hen zijn plan: “Luister: Wanneer de kwarteljager het net over jullie heen gooit, dan moeten jullie niet opgewonden tegen elkaar in vliegen, jullie moeten elkaar niet in het nauw drijven en wild fladderen, jullie moeten het anders doen. Zodra het net over jullie valt, moet iedereen zijn kop door die maas van het net steken die het dichtst bij is, en dan vliegen jullie allemaal precies op het zelfde moment met het net verticaal omhoog. De kwarteljager kan niet achter jullie aan gaan, want hij kan niet vliegen. Zodra jullie boven de bomen zijn, vliegen jullie een paar minuten met de wind mee, en dan laten jullie je, op een afgesproken teken, in een doornstruik zakken; het net blijft in de struik hangen, jullie glippen er onder uit en zijn vrij.” De kwartels waren enthousiast over het plan van hun intelligente leider.
Meteen de volgende dag konden zij het plan omzetten in de daad. De kwarteljager wist niet hoe hij het had toen hij zijn net, gedragen door vijftig eendrachtige kwartels, boven zich zag wegvliegen. Hij liep er zo hard als hij kon achteraan, maar dat was tevergeefs. Later vond hij zijn net op een doornstruik. Met moeite kon hij het losmaken – en toen hij met lege handen thuis kwam was het reeds donker. Zo ging het nu elke dag.
Zijn vrouw werd steeds verdrietiger, want zij wisten niet meer waarvan zij hun eten moesten kopen Zij verdacht haar man zelfs, dat hij zijn buit aan een heimelijke vriendin gaf.
Maar de man troostte haar en vertelde haar wat hij had gezien, en hij voegde er aan toe: “Je zal zien, de kwartels zullen niet altijd zo eendrachtig blijven; er ontstaat altijd strijd en onenigheid; zelfs tussen ons was dit nu bijna gebeurd. En als zij strijd zullen hebben, dan zal ik weer voldoende vangen.”
De vrouw van de kwarteljager schudde haar hoofd en zei: “ Wanneer de vogels weten, dat zij door eendrachtigheid aan de dood kunnen ontsnappen, zullen zij toch geen strijd beginnen om een paar kleinigheden.”
De man zei: ” Iedere kleinigheid is genoeg, om het met elkaar oneens te zijn. Strijd, onenigheid en ergernis maken blind – zelfs tegenover de dood.”
En hij had gelijk:
Enkele dagen later vlogen de kwartels naar hun gezamenlijke voederplaats. Bij een duikvlucht vloog een kwartel tegen een andere aan hun kopjes botsten. De andere siste geërgerd: “Wat haal je in je hoofd, om mij weg te duwen.”
“Neem mij niet kwalijk, ik deed het niet met opzet.”
“Dat zou nog mooier zijn, als je het met opzet had gedaan – je moet beter opletten, je bent niet alleen in het woud”
De andere, nu al een beetje geprikkeld, zei:”Ik heb je toch gezegd, dat ik er spijt van heb, begin nu niet ruzie te maken, wij moeten eensgezind zijn wanneer het net over ons valt.”
De tweede kwartel zei woedend: “Wanneer je niet eens op de voederplaats rekening kan houden met een ander, dan verbeeld je je zeker, dat je het net wel alleen kan optillen en ermee wegvliegen.”
Nu werd ook de andere kwartel woedend en siste terug: “Nou, we zullen zien wie het meeste optilt van het net. Wat wil je eigenlijk jij zwakkeling? Als alle kwartels zo waren als jij, dan zou het nét nooit van de grond komen. Ik kan veel meer dragen als jij.”
Intussen waren ook de andere vogels naderbij gekomen en mengden zich in de ruzie.
Er ontstonden twee partijen – er was schelden gekijf en gekibbel.
De leider hoorde de strijd en hij wist: wanneer zij nu reeds onenigheid hebben en tegen elkaar te keer gaan, dan zullen zij ook onenigheid hebben, wanneer het net van de kwarteljager over hen valt. Hier helpt maar een ding: meteen wegvliegen met de kwartels, die niet bij de strijd betrokken zijn.” De ervaren leider verzamelde de vogels, die niet mee deden in de strijd met elkaar verhieven zij zich in de lucht en vlogen heel ver weg.
De achtergebleven kwartels waren intussen ietsje tot rust gekomen, maar zij piepten nog steeds opgewonden – en plotseling kwam het grote net over heen.
“Laat nu zien wat je kan” riep de ene van de twee kwartels, die met de ruzie waren begonnen, je zei toch, dat je sterk bent, til het net op als je kan!” De ruzie vlamde opnieuw op.
Maar de kwarteljager had het net reeds bij de vier uiteinden gepakt, en bij elkaar getrokken – alle vogels waren gevangen, geen een bleef in leven. Ze hadden niet eens de tijd om te zeggen: waren wij toch maar eendrachtig gebleven! Nu was het te laat.
De kwarteljager en zijn vrouw verheugden zich erover, dat de eendrachtigheid van de vogels niet van lange duur was geweest.
Het viel de man wel op, dat de zwerm wat kleiner was geworden maar hij had er geen verklaring voor. De vogels die samen met hun verstandige leider in eendracht waren weggevlogen, werden niet meer teruggezien.
Bron: zinnigeverhalen.nl