Gezegd en gezwegen
´Het diepe gevoel van verlatenheid kun je met niemand delen´
‘Pierre is er niet meer. Je weet het, maar je kunt het niet geloven en bevatten.’ Een paar dagen voor de eerste sterfdag van haar man vertelt Marjo (72) wat ze het afgelopen jaar meemaakte: ‘Een rollercoaster. Het is onbegrijpelijk en toch kom je er doorheen.’
De huisarts zei: ‘Hij moet nu naar het ziekenhuis.’ Daar bleek het Corona te zijn. Al snel werd hij overgeplaatst van Tilburg naar Deventer. Ik schrok en dacht: jeetje, hoe moet het nou verder? Een dag later ben ik daar met mijn nichtje heengegaan. Pierre lag in een kamer met drie mensen, met om hem heen een groot gordijn. Hij was verdrietig en voelde zich alleen, het was zo confronterend. Twee uur heb ik bij hem gezeten en zijn hand vastgehouden. Praten was al te moeilijk. Toch hebben we allebei gezegd: ‘Ik hou van jou, tot morgen.’
Om half zes ’s ochtends werd ik gebeld en kreeg ik te horen dat Pierre naar de IC was gebracht. Hij lag aan de beademing en was in slaap gebracht. Ik raakte in shock en dacht: Nu ben ik hem kwijt. Mijn nichtje kwam vanaf dat moment elke ochtend en elke avond; samen belden we het ziekenhuis. Pas na een paar dagen durfde ik naar hem toe. Ik had gedacht dat het akeliger zou zijn, je man aan al die toeters en bellen. Ik kon hem vastpakken en tegen hem praten, al was het heel onwerkelijk. Het is niet in woorden uit te drukken wat er in je hoofd omgaat. Om de dag ben ik naar het ziekenhuis gegaan. Ik werd gereden, ik was zo van de kaart dat ik dat zelf niet kon. Op de geïmproviseerde IC lagen meerdere mensen, dat was in het begin lastig. Kon ik open tegen hem praten, kon ik hem kusjes geven? Even voelde ik gêne, daarna heb ik gedaan wat ik wilde en veel aan hem verteld. Ik voelde me enorm gesteund door de manier waarop de verpleegkundigen met hem omgingen.
Na een dag of tien begon hij op te knappen. Er gingen medicijnen af, ik kreeg hoop. Toen hij wakker moest worden, gebeurde dat niet. Zijn longen waren bijna genezen, maar een hersenscan liet infarcten en bloedingen zien. De arts vertelde dat hij alleen nog maar een kasplantje was en dat ze de behandeling zouden stoppen. Je weet niet wat je dan overkomt.
Hij lag er zo mooi bij, die laatste keer dat ik bij hem was. Ik heb zelfs nog foto’s gemaakt, maar die tot nu toe niet bekeken. Toen ze het zuurstofapparaat eraf haalden, was het in zes minuten gebeurd. Dan rijd je naar huis. Pierre was overleden, ik kon het niet bevatten.
Het afscheid is zo mooi geweest, dat heeft troost gebracht. ´Pak mijn arm maar vast’, zei mijn broer. De vlaggen in de straat halfstok, de voetballers in vol tenue, de erehaag van buren. Iedereen klapte toen de auto met Pierre kwam. Iedereen huilde toen You´ll never walk alone uit de auto klonk. De route ging langs ‘zijn’ school en de afscheidsbijeenkomst was gevuld met ontroerende verhalen. Thuis hebben we nagepraat en zelfs gelachen. Maar uiteindelijk ging iedereen naar huis en bleef ik alleen achter. Dat voelde afschuwelijk.
Pierre en ik liepen samen altijd een speciale wandeling. De eerste periode heb ik die wandeling elke dag gemaakt. Vaak huilend, met mijn zonnebril op. Ik praatte hardop en vertelde hem hoe ik me voelde. Als ik iemand tegenkwam, zweeg ik even. Ik praat nog steeds veel met hem, ook voor ik ga slapen. En ik kijk naar hem, op de foto. Dat kon ik eerder niet, dan brak ik.
Je hebt samen iets moois opgebouwd. Dat weet je maar je realiseert het niet echt. De dingen die vanzelfsprekend zijn, mis ik het meest. Samen eten, het samen ergens over hebben, samen onderweg zijn, een arm om je schouder. Je komt altijd alleen weer thuis.
Het diepe gevoel van verlatenheid kun je met niemand delen. Ik had zo’n behoefte aan herkenning en medeleven, aan iemand die precies kon voelen wat ik voelde. Mensen doen hun best, maar wat je echt voelt, weten ze niet. Mensen verwachten dat het na een paar maanden al weer beter met je gaat. Dat heb ik zelf ook bij anderen gedacht. Nu weet ik dat dat helemaal niet zo werkt. In het begin had ik momenten dat het verdriet zo groot was, dat ik er niet alleen uitkwam en me geen raad wist met mezelf. Dan kon ik altijd bij mijn buren terecht. Een kopje koffie en even praten. Ik voelde me dan rustiger worden en kon weer even verder.
Steeds was er iets dat troost gaf. De hulp van mijn nichtje, een vriendin die elke dag belt. De vriend van Pierre die me helpt bij praktische dingen. Het bezoek van zoveel lieve mensen. De acties van zijn voetbalvrienden. Alles kleinschalig. Als het anders was gegaan, was het niet zo mooi geweest. Ik heb ervaren dat mensen veel voor mij doen en me misschien beter begrijpen dan ik dacht. Het doet ook goed mijn verhaal nu weer te doen.
Inmiddels wandel ik met een vrouw van wie de man een paar jaar terug overleden is. We delen veel, er is een mooie vriendschap ontstaan. Ook kwam er een vrouw op mijn pad met bijna hetzelfde verhaal. Binnenkort ontmoeten we elkaar. De elpees van Pierre uit zijn tijd als dj heb ik geschonken aan iemand die door een brand alles was kwijtgeraakt. Zoals er tijdens ons leven samen dingen op ons pad kwamen, zo gebeurt dat nu nog steeds.
Hij was mijn alles. Nu sta ik alleen, we hebben geen kinderen. Het is zwaar en kost veel energie. Ik moet ook zoveel van mezelf en mijn hoofd zit altijd vol. Pierre was de rust zelve. Ik werd rustig van hem en dat mis ik.
Toch hoef ik het niet alleen te doen. Ik heb mensen om me heen die graag iets doen en durf hen ook om hulp te vragen. Ik vind het belangrijk zelf de regie te houden en te werken aan een leuk leven.
‘Marjo, dat heb je goed gedaan,’ hoor ik hem zeggen. Ik weet zeker dat hij trots op me is.