Evangelie volgens Matteüs 16,13-20

In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.”
“Maar gij – sprak Hij tot hen -, wie zegt gij dat Ik ben?”
Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.”
Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.

 

Enkele bedenkingen bij de lezing van zondag 27 augustus 2017.

 

Jezus vraagt naar wat anderen zeggen, maar wat Petrus zegt is het belangrijkste voor Hem. Achter de woorden was Jezus voor Petrus niet weer een ander groot of bewonderenswaardig figuur, maar diegene die zijn leven kon veranderen.

* Heer, ik draal met deze vraag: wie ben Jij voor mij?

* Ik getuig van wie Jezus is in mijn leven, niet alleen door wat ik zeg, maar door hoe ik Jezus mijn prioriteiten laat veranderen en herstellen.
 

Bron: Gewijde Ruimte