Feest van de Kruisverheffing ( Zondag 13 september 2014)

Homilie op Johannes 3,13-17

Deze vooraanstaande farizeeër is een sympathisant. Hij zal Jezus verdedigen bij de overheid (Jo 7,50-51) en niet zien op de kosten om Jezus een treffelijke begrafenis te bezorgen (Jn 19,39). De vraag die er aan bod komt is de volgende : kan men aan de wondertekenen die met zijn prediking gepaard gaan, herkennen dat Jezus van God komt ?

Nikodemus denkt dat er in die richting gezocht moet worden. Hij verklaart : “Rabbi, wij weten dat U als leraar van Godswege komt. Geen mens kan immers de tekenen doen die U doet” (3, 2). Ook in onze dagen nemen veel mensen de wondertekenen als criterium in hun zoeken naar God. Zij willen God met de hand kunnen raken in fenomenen die het menselijk vermogen overstijgen : zo kunnen ze zich een tastbare zekerheid opbouwen.

Jezus tracht echter Nikodemus te doen begrijpen dat deze weg niet tot de kern van de zaak leidt. Dat horen wij in het evangelie van vandaag. Jezus maakt het Nikodemus duidelijk dat het mysterie van de Christus zich niet ontsluiert in de wondertekenen, maar in het Kruis. Daar openbaart zich het grootste wonder : het wonder van Gods liefde. God bemint ons zodanig, dat Hij met ons komt tot in onze diepste armoede en verlatenheid. Om de Mensenzoon te erkennen, verheven in de stralende liefde van de Vader, moeten we Hem omhooggeheven zien op het kruis waar hij door zijn Vader verlaten lijkt. Het mysterie van de Mensenzoon is dat Hij, geheven op het kruis, bij God omhooggeheven is.

Die zienswijze hoeft ons niet te verwonderen. De hemel is geen plaats boven de wolken. De hemel is de volle deelname aan het liefdesleven van God. Die hemel ontsnapt aan de tijd en de ruimte. “Er is nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald : de Mensenzoon” (Jo 3,3). Alleen de verrezen Jezus deelt ten volle in dat liefdesleven. En dat kunnen we maar begrijpen door het Kruis : “Als ge de Mensenzoon zult verheven hebben, dan zult ge weten dat Ik Ben” (8,28). Het is immers door zijn kruis dat Jezus ons toegang geeft tot zijn liefde : “Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen” (Jo 12,32). Zijn liefde, die voor ons gaat tot het uiterste door de dood op het kruis, heeft op alle mensen de krachtige aantrekkingskracht van de liefde. In zijn evangelie schetst Johannes ons de grote beweging van de Zoon van God die uit de hemel daalt, om terug naar de hemel op te stijgen met al de mensen die in hem geloven.

Geloven is voor Johannes niet van intellectuele aard. Het is met heel zijn wezen de beminde persoon aanhangen. De liefde zegt : “Ik geloof in je. Ik neem het risico mij over te geven aan jouw vrijheid om met je te zijn, met je te leven”. Geloven in Jezus, gestorven op het kruis, is wederliefde die Jezus‘ liefde ontdekt en erkent, liefde die het kwaad en de dood overwint.

In de tweede lezing (Fil 2,6-11), spreekt Paulus op een andere manier over de verheffing van Christus. Voor hem is ze het resultaat van het kruis. Het kruis zelf is een uiterste vernedering. Christus, zegt Paulus, hoewel in de gestalte van God, heeft afstand gedaan van zijn gelijkheid met God. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd hij gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. De dood op het kruis is de uiterste vernedering van Jezus. Het kruis was in feite een  schandelijke lijfstraf, goed voor rebellerende slaven.

En Paulus vervolgt : “Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat”. Het kruis van Jezus is de bron van zijn verheffing. Jezus heeft dat dikwijls herhaald : “Wie zich vernedert, zal verheven worden “ (Lc 14,11.18.14 ; Mt 23,12; cf. Mt 18,14). Hij heeft zich uitermate vernederd. Daarom heeft God hem verheven. Paulus versterkt hier zelfs het werkwoord : “God heeft hem ‘super verheven’, ‘uitermate’ verhoogd” (Grieks : huperupsôsen, Fil 2,9).

Als we niet voor de geest houden dat enkel de liefde het mysterie van Jezus kan verklaren, zal het ons als onverstaanbaar overkomen. Jezus onthaalt de liefde die van God komt, en hij openbaart ze door zijn leven te geven. “God heeft zodanig de wereld bemind dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft” (Jo 3,16). Om ons in de liefde van zijn Vader te kunnen opnemen, heeft Jezus ons liefgehad tot het uiterste (Jo 13,1). Voor Paulus is die liefde van Jezus de oorzaak van zijn verheffing.

Het liefdesspel in God wordt hier openbaar : in dezelfde beweging dat de Zoon zichzelf ontledigt om louter onthaal van de Vader te zijn, wordt hij zo vervuld van de liefde van de Vader dat ze op ons overstroomt.

De Eucharistie herinnert ons telkens dat onze vereniging met Jezus ontspringt uit die mysterieuze uitwisseling, waarin de Zoon van God onze dood aanneemt om ons over de dood heen te brengen tot zijn goddelijk leven. Dag na dag gaan we door een of andere “kleine dood”, waar het leven niet is zoals wij het zouden wensen. Graantjes gezaaid in de liefde van Jezus, ontkiemen zij zich in zijn vreugde te beminnen zonder maat.

( Broeder Mark / Abdij Orval )