Petrus, de bevoorrechte metgezel van Jezus, en Paulus, de farizeeër en kerkvervolger, zijn immers verenigd in eenzelfde ervaring van Gods barmhartigheid.
Na zijn verloochening hoort Petrus Jezus tot hem zeggen : “Petrus, hebt ge mij lief ?”, en tot driemaal toe antwoordt hij : “Heer, Gij weet dat ik u bemin” (Jo 21,15-15). Paulus, van zijn kant, mag als laatste der apostelen uitroepen : “Christus heeft mij bemind en heeft zich voor mij overgeleverd” (Gal 2,20).
Deze twee zwakke en totaal verschillende mensen heeft God samen aan de basis gelegd heeft van zijn Kerk en hen de sterkte gegeven heeft om van Christus te getuigen tot in de marteldood. Inderdaad, het geloof aan Christus, Zoon van God, werd niet door ‘vlees en bloed’, niet door menselijke gedrevenheid, aan Petrus geopenbaard, maar door de Vader (Mt 16,17). En Christus zelf heeft Paulus zijn verblindheid doen inzien op de weg naar Damascus (Hand 9,3v.). Zij hebben niet gekozen om samen te werken voor de Kerk : zij werden gekozen. Een enkel iets hadden ze in gemeenschap : zij waren Joden die vurig de komst van de Messias verwachtten en die hun eigen verwachting hebben moeten opgeven om zich aan Gods onvoorzienbaar heilwerk over te geven.
Petrus komt ons sympathiek over, zelfs in zijn zwakte. Hij is een haantje de voorste. Hij is vlug enthousiast en springt voor Jezus onmiddelijk in het water (Jn 21,7). Als Jezus in het gedrang komt, slaat hij erop los met het zwaard (Jn 18,10), en als Jezus gevangen genomen is volgt hij Hem onversaagd tot in het huis van de hogepriester (Mc 14,54). Maar als hij dan zelf in het nauw komt, is hij laf en zwak. Bij het kraaien van de haan weent hij echter bitter om zijn ontrouw (Mc 14,72). Had hij Jezus’ waarschuwing begrepen, dan had hij niet gerekend op zijn eigen kracht, maar gebeden om niet te vallen in de bekoring.
Petrus is toch wel iemand die de diepe kant van Jezus maar langzaam begrijpt. Als Jezus aankondigt dat Hij zal lijden, dan weert hij die gedachte radicaal af, zodat Jezus hem hard moet toespreken : “Ga weg van Mij, gij Satan, uw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar gedachten van mensen” (Mc 8,33). Wanneer Jezus zijn leerlingen de voeten wast, is het ook weer Petrus die de betekenis van dit gebaar niet direct begrijpt (Jo 13,8). Hij komt dus over als iemand die, behoudensgezind, niet snel begrijpt en niet vlug bereid is de bestaande orde te veranderen.
Dat zal later, na de verrijzenis, nog eens blijken als het gaat om het onthaal van niet-joden in de christen geloofsgemeenschap. Hij moet blijkbaar in zichzelf nog weerstanden overwinnen. Maar anderzijds, hij doet het toch maar, en laat zich zelfs onder kritiek stellen (Gal 2,14). Hij is groot in zijn bescheidenheid. Uit zijn eerste ontrouw heeft hij bescheiden en berouwvol geleerd wat trouw is, en zijn liefde voor Christus laat hem toe zichzelf te overstijgen.
Paulus is een totaal ander persoon. Duidelijk iemand die een flitsend verstand paart aan een daadkracht zoals die van Petrus. Zijn liefde voor Jezus geeft hem een geniaal inzicht in de samenhang van Christus’ mysterie en die liefde laat hem toe zich ten volle in te zetten voor Christus die hij als zijn Heer erkend heeft. Paulus is ook iemand die onmiddelijk scherp inziet dat de nieuwe gemeenschap zich los moet maken van de ballast van de Joodse gebruiken, want het feit Jezus is een wereldgebeuren van een zo totaal nieuwe aard dat het een socio-godsdienstige revolutie betekent. Paulus heeft de openheid, de werkkracht en het talent om zich voor dit wereldgebeuren in te zetten. Hij ziet het als zijn taak Jezus’ boodschap te ‘vertalen’ naar de universele hellenistische kultuur om zo het evangelie toegankelijk te maken voor de mensen van niet-joodse afkomst. Paulus is een ondernemend man, een vernieuwer met grootse ideeën en plannen. Zijn liefde voor Christus laat hem toe gevaren en gevangenis te trotseren zonder ooit eraan te denken het evangeliseren op te geven.
Die twee tegenovergestelde persoonlijkheden zijn beiden de steunpilaren van de beginnende Kerk. Op de eerste heeft Jezus zijn Kerk gebouwd. Petrus is de rots waarop de Kerk onwankelbaar gegrondvest is. Zijn gezag verzekert het evenwicht in de Kerk en de trouw aan de levende traditie. Dat betekent dat wij ook vandaag mensen nodig hebben zoals Petrus, die eerder een behoudende reflex hebben uit een echte bezorgdheid voor de blijvende waarden. Daarnaast hebben wij telkens een Paulus nodig, een dynamisch element dat ziet naar de toekomst. Gestuwd door de Geest zal hij de promotor zijn van de eenheid in verscheidenheid, zodat hij, met open geest en vernieuwingsperspectief, deze rijke waarden telkens weer kan ‘vertalen’ naar de eigentijdse cultuur toe.
We hebben een Petrus nodig die ons oproept ons niet ondoordacht aan te passen aan de nieuwe cultuurpatronen, waardoor wij, slachtoffers van de mode, ons profiel van christen in de wereld riskeren te verliezen en de bron van Gods Woord los te laten. We hebben daarnaast dan ook weer een Paulus nodig, die oproept om de trouw aan de traditie niet te laten verworden tot een levenloze starheid, een Paulus die vernieuwende stappen durft te zetten en zo de levenskracht van die traditie aantoont door de boodschap van Jezus toegankelijk en aanlokkelijk te maken voor de mensen van nu.
Vanaf het begin heeft de Kerk van Rome Petrus en Paulus gevierd op dezelfde dag, om aan te tonen dat de Geest werkt aan de opbouw van de Kerk in die verscheidenheid van tegenovergestelde karakters. Wij moeten die verscheidenheid dan ook positief leren te waarderen als complementair, en dat kunnen wij slechts als onze liefde voor Christus groter is dan onze persoonlijke tendens naar traditie of naar vernieuwing.
Laten wij dan bidden dat de heilige Geest aan ieder van ons een dynamiek inspireert van trouw en vernieuwing, beide samen gedragen door de liefde tot Christus.
Broer Mark (Orval)