Homilie op Johannes 10, 27 – 30

Merken we vooreerst dit kleine detail op dat zijn belang heeft. Om te zeggen dat de Vader en de Zoon één zijn, gebruikt Johannes niet het Griekse persoonlijk-mannelijke “heis”, maar het onzijdig-onpersoonlijke “hen”.
Voor Johannes zijn de Vader en de Zoon altijd twee onderscheiden personen. Hun eenheid is niet fusioneel. We zouden dus beter vertalen : ”De Vader en ik vormen een eenheid”. De eenheid van de Vader en de Zoon situeert zich op het plan van de actie. Door de oneindige liefde van de Vader te onthalen, geeft de Zoon aan de Vader zich oneindig te kunnen geven. Alles wat de Vader heeft, geeft Hij aan de Zoon. En zo kan Jezus verklaren : “Ik ben in de Vader en de Vader is in mij” (Jo 14,10).
De Vader geeft aan de Zoon, Zoon te zijn, en de Zoon geeft aan de Vader, Vader te zijn. Zo kan Paulus op zijn eigen manier van Christus zeggen : “in Hem woont al de volheid van de Godheid” (Kol 2,9-10).  Jezus’ schapen zijn niet zijn schapen, maar de schapen van de Vader. De Vader vertrouwt ze hem toe. Waarom vertrouwt de Vader ons toe aan de Zoon ? Eenvoudigweg omdat ons hart te klein is om de oneindige liefde van de Vader te onthalen. Door zelf opgenomen te worden in het onthaal dat de Zoon biedt aan de Vader, worden wij ledematen van Christus, en zo nemen wij deel aan zijn onthaal van de liefde van de Vader.
Paulus heeft dat geëxpliciteerd : “Weet u niet dat uw lichaam ledematen zijn van Christus ? … Of weet u niet dat uw lichaam tempel is van de Heilige Geest die in u is en die van God komt, en dat gij uzelf niet toebehoort ?” (1Kor 6,15,19) ? Wanneer de Vader ons toevertrouwt aan de Zoon behoren wij onszelf niet meer toe. Wij zijn van Christus, en “niemand zal ons aan mijn hand ontrukken”, zegt Jezus (Jo 10,28), want in hem zijn we in de hand van de Vader aan wie niets ontrukt kan worden (v. 29). Wij zijn inderdaad tempel geworden van de Heilige Geest, in wie Vader en Zoon zich wederkering onthalen. Wij zijn terzelfder tijd opgenomen in het onthaal van de Vader door de Zoon, terwijl dit onthaal gebeurt in ons, die tempel zijn van de Heilige Geest.

Anders gezegd : wij verdwijnen niet in een fusie met de goddelijkheid. Wij worden er volledig onszelf, in ons meest persoonlijk statuut van zoon van God, waar niets ons van kan ontrukken. Dan zal Jezus’ gebed zich in ons verwezenlijken : “Dat ze allen één mogen zijn ! Zoals U, Vader, in Mij bent en Ik in U, dat zij zo zij in ons mogen zijn” (Jo 17,21). Of om het te zeggen met de woorden van het Boek der Openbaring : “Het Lam zal hun herder zijn, en hen leiden naar de wateren des Levens” (Ap 7,13).

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.