Alles gaat immers uit van God. God is liefde, en liefde is mededeelzaamheid. Wie bemint wil zich aan de andere geven. In Jezus wendt God zich tot ons : met ons wordt Hij vlees en bloed. God kan niet anders : Hij wil oneindig met ons zijn. Dat uitgangspunt laat ons toe Jezus’ geestelijk testament te begrijpen, waar het evangelie ons vandaag een echo van biedt.
Als God met ons komt, ontstaat er een gans nieuwe relatie tussen God en mens. Alom heeft de mens God gezocht in wat hem overstijgt. Nu komt God ons zoeken daar waar wij zijn. Hij leeft ons leven en deelt ons lot, lijden en dood incluis. God is in Jezus “Emmanuel” geworden, “God-met-ons”, onze gezel, die ons leven deelt met ons, opdat wij met Hem zijn leven zouden kunnen delen. Jezus komt ons deelachtig maken in het Leven dat hij van eeuwigheid van de Vader ontvangt (Jo 1,18) en met hem deelt.
In de eerste etappe van die deelname komt Jezus met ons ten einde toe ons menszijn beleven. Na zijn dood wordt de Geest ons gegeven opdat zijn intieme aanwezigheid in intensiteit zou toenemen. God en de mens worden geestelijk één. Aan de daadwerkelijke liefde van de mens beantwoordt God met zijn inwoning : “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden. Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen” (Joh. 14, 23).
Jezus kan met de Vader in ons komen wonen, omdat hij met zijn mensheid opgenomen is in het onzichtbare leven van de Vader. Het is typisch dat Jezus zich nu dynamisch uitdrukt, georiënteerd naar de toekomst : ”En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij zullen geloven. Opdat zij allen één zijn, zoals Gij, Vader, in mij, en ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld kan geloven dat Gij mij gezonden hebt” (Jo 17,20-21).
Beginsel van alle mogelijke eenheid, is de eenheid van God ook de bron van de eenheid tussen de christenen onderling. Het is die eenheid die hun getuigenis staaft in de wereld : “Mogen ze allen één zijn zoals wij één zijn : ik in hen zoals U in mij ; dat hun eenheid volkomen mag zijn, zodat de wereld kan erkennen dat U mij hebt gezonden en dat U hen hebt liefgehad met de liefde die U mij hebt toegedragen” (v.22-23).Er is doorstroming van de eenheid in God naar de eenheid van God met wie gelooft dat Hij Jezus gezonden heeft. Die eenheid met God verenigt allen die geloven, zodat hun eenheid een getuigenis wordt van Gods liefde voor alle mensen.
Kortom : Jezus zien (cf. Jo, 12,45), hem kennen, en in hem de Vader zien, is in gemeenschap leven met hem, en zo met allen die met hem één zijn. Jezus is tegenwoordig in de zijnen omdat de Geest in hen woont. Maar het is God, zoals Hij is, één en drievuldig, liefdeskracht en gemeenschapsdynamisme, die verblijft in Jezus’ leerlingen. Die aanwezigheid van God in de zijnen is reeds de hemel die begint, de hemel die we reeds beleven in het geloof.
Wij weten er ons bemind door Hem die de Liefde zelf is. God vergeet ons geen enkel moment, zelfs in de omstandigheden als ons leven en ons gebed in de nacht schijnen te verzinken. We kunnen dan indachtig zijn dat Jezus voor ons bidt, zoals hij gebeden heeft voor zijn leerlingen, de vooravond van de dag waarop gans zijn zending in de vernietiging scheen te gaan.
Mag zijn gebed dan een plaatsje vinden in ons hart.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.