Zijn chronologie is niet zeer accuraat. Het interesseert Lucas zichtbaar minder de komst van Johannes en Jezus te situeren in de profane geschiedenis, dan wel in de heilsgeschiedenis. Door uitgebreid Jesaja te citeren, toont hij aan dat deze gebeurtenissen een profetie van het Oude Testament vervullen. Hij omschrijft er de precieze draagwijdte van : de zending van Johannes is de laatste aankondiging van het heil, met Jezus is het de komst van God en het heil van de mensheid.
Lucas denkt niet dat God zomaar direct de touwtjes trekt in de geschiedenis. God komt tussen door zijn Woord dat weerslag heeft op het menselijk gebeuren en het oriënteert naar de heilsgeschiedenis. God spreekt zachtjes. Hij heeft een menselijke stem nodig, een tussenpersoon. Hier is het de mens Johannes.
Johannes bevindt zich in de woestijn, in de eenzaamheid, waar er niets is dan zand, zon … en God. Voor ‘woestijn’ heeft het Hebreeuws een zeer expressief woord : ‘midbar’, afgeleid van ‘mi-dabar’. ‘Mi’ is het voorvoegsel van oorsprong en ‘dabar’ is het woord : de woestijn is ‘geboorteplaats van het woord’. In de woestijn kan Gods Woord in het hart geboren worden. In de woestijn waar er niets is dat de aandacht afleidt, waar de passen in het zand uitgewist worden met alles wat niet van belang is, kan het enig noodzakelijke stilaan boven komen, en komt er plaats vrij voor het luisteren naar het woord dat spruit uit de innerlijkheid. Zelfs het lijzige met stilte beklede Woord van God wordt er hoorbaar.
Het komt erop aan te leven met dit Woord. Want het is het enig noodzakelijke. Dan wordt het onweerstaanbaar. Het bewoont Johannes,neemt gans zijn wezen in. Uiteindelijk wordt het een stem die roept in de woestijn : “Bereid de weg van de Heer !”. En die stem jaagt Johannes uit de woestijn en achtervolgt hem doorheen de streek van de Jordaan. De “streek van de Jordaan” suggereert de streek van Sodoma en Gomorrah (Gen 13,10-11), het oude land van de zonde.
Marcus had Johannes afgeschilderd als een ruw personage : “hij droeg een kameelharen kleed, had een leren gordel om zijn middel, en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing” (Mc 1,6). Bij Lucas onderscheidt Johannes zich niet door iets uiterlijks. Hij doorloopt het land (v. 3a), iets wat iedereen kan doen. Het nieuwe bij hem is zijn boodschap (v. 3b), hetgeen God de mensheid komt openbaren. Het Woord van God verwekt een heilsgeschiedenis als mensen zich erdoor laten aangrijpen, ernaar luisteren, zich openstellen voor de liefde, en het in werkelijkheid omzetten.
Het citaat van Jesaja dient als bewijs uit de Schrift dat de prediking van de Doper een recht antwoord was aan een oproep van God. Lucas neemt voor zijn rekening het theologisch portret dat de Traditie van de Doper afgeschilderd had : Johannes was wel de stem die, in de woestijn, Israël uitnodigde om de weg van de Heer Jezus te bereiden.
Het optreden van de Doper vervult aldus de eerste etappe van de troost van Israël, aangekondigd door Jesaja (40, 1 v.) en verwacht door de vrome mensen zoals de ouderling Simeon en de profetes Hanna (Lc 2,25.38).De Essenen die, te Qumrân, dezelfde profetie op zichzelf toepasten, dachten de weg van de Heer te bereiden door zich af te zonderen midden in de woestijn van Judea, om er de Wet zo strikt mogelijk te beleven. Johannes, van zijn kant, gaat roepen doorheen gans het land van de Jordaan om het komend Rijk aan te kondigen en de nodige verandering van mentaliteit aan te duiden.Verandering die hij uitbeeldt door gigantische werken, als om een autostade aan te leggen doorheen dal en berg.
Door zich naar Jesaja te refereren schikt Lucas zich naar de Traditie gevolgd door Marcus en Mattheüs. Maar vernieuwt hij ze door zijn citaat aan te lengen met “en alle mensen zullen de redding zien die van God komt” (v. 6), deze uitspraak, geput in Jesaja (cf. Jes 60,3 s.), kondigt het universalisme aan van het heil : elk mens, ook de niet-Jood, zal deel hebben aan aan het heil van God.
En zo is ieder van ons betrokken bij de prediking van de Doper
Broeder Marc uit de abdij van Orval.