De voorgaande passage, die we afgelopen zondag gelezen hebben, heeft een ander type van onthaal voorgesteld : dat van een Samaritaan die actieve en effectieve liefdadigheid aan de dag stelt, in tegenstelling tot de bedienden van de tempel die een voor dood achtergelaten gewonde in de steek laten. Men zou dus kunnen verwachten dat Jezus hier Martha zal steunen als die haar zus wil aanzetten om zich actief ten dienste te stellen van de gast die zij onthalen. Het punt van het verhaal ligt hier duidelijk anders.
Maria heeft zich aan Jezus’ voeten gezet om naar zijn woord te luisteren (v.39). “Aan de voeten zitten” is de uitdrukking voor de klassieke houding van de leerling (cf. Lc 8,35; Hand 22,3).
Wat er hier niet klopt, is dat het om een vrouw gaat ! Rabbi Eliëzer, een beroemde rabbijn van het einde der 1ste eeuw, zal zelfs zeggen : “Aan zijn dochter de Wet onderwijzen, is net als haar losbandigheid leren” (Misjna, Sota 3,4). Jezus gaat hier een andere toer op, en brengt iets dat totaal nieuw is.
Lucas had eerder reeds gemeld dat vrouwen Jezus en de apostelen vergezelden. Ze stelden zich in hun dienst (Grieks : dièkonoun) met hun bezittingen (Lc 8,3). In die tijd was dat iets ongehoords, en Jezus heeft zeker zijn tijdgenoten geschokt door het opnemen van vrouwen in de kring van zijn leerlingen. Maar hier gaat Maria nog een stapje verder : zoals de apostelen gaat ze als de perfecte leerling aan Jezus’ voeten zitten om zijn onderwijs te ontvangen. Zij houdt zich dus niet aan de rol van de conventionele huisvrouw. Martha is dan ook de tolk van de algemene opinie in het jodendom : de Meester heeft alleen mannen als leerling. Dat was logisch in een sociale situatie waarin de vrouwen van rechtswege zelfs geen lid waren van de gemeenschap. Bovendien was Martha als een gastvrouw een beetje overdonderd, want om haar voorname gast te eren “was ze druk in de weer voor een ingewikkelde service” (v.40). De oostelijke gastvrijheid heeft de kunst om iemand vorstelijk te onthalen … Maar ja, Jezus eerbiedigt de gebruikelijke waarden niet die aan de orde van de dag zijn.
Martha had Jezus plechtig aangesproken met de titel van “Heer”, die de christelijke gemeenschap gebruikte als belijdenis van het geloof in zijn verrijzenis (cf. Hand 2,36). Dat doet ons de oren spitsen : hier zal de Heer ingrijpen in zijn Kerk, want de vraag in kwestie is steeds actueel. In de Handelingen van de apostelen, vinden we een vergelijkbare tegenstelling tussen de dienst van het Woord en de dienst van de tafels (6,2-4). Het is dus “de Heer” en niet “Jezus” die hier antwoordt. Hij spreekt niet meer over de dienst, maar hij situeert de kwestie op een ander niveau. Alles draait rond de bekommerdheid en de gejaagdheid van Martha. Haar klacht is dat Jezus zich niet inlaat met de houding van haar zus. Jezus nodigt haar affectievol uit tot bezinning : “Martha, Martha, wat maak jij je bezorgd en druk over van alles” [2]. Kortom, er wordt een precies gevaar aangestipt voor het leven als christen : men kan zich zodanig voor alles bekommeren dat men zich werpt in duizend ondernemingen, maar zich daardoor afzet van Christus en de gemeenschap. Dat gevaar is des te groter, als deze bekommernis in de geest van de gelovige een vorm zou zijn van dienstbaarheid. Jezus gaat niet in op het verzoek van Martha om haar zus te werk te stellen. Overbezorgdheid gaat in tegen de geest van de ware gelovige (cf. Lc 12,25-26). Jezus is het niet eens met de overtrokken bedrijvigheid van Martha uitgedrukt door het werkwoord ‘perispômai’ – ‘langs alle kanten getrokken worden’-, waardoor zij de bediening van de tafel prioritair stelt.
Jezus geeft Maria gelijk als ze het luisteren naar zijn woord boven alle andere aangelegenheid stelt. Het onthaal van de persoon van Jezus in zijn woord, hij die het Woord is, heeft voorrang op alle materiële omstandigheden van het onthaal. Op deze manier leerling zijn van Jezus, is kiezen voor het enig noodzakelijke. Als zodanig kan een vrouw evengoed leerling zijn als een man : zij moet niet opgesloten worden in de tafelbediening. Door het luisteren naar het Woord wordt zij er de dienares van. Bij het begin van zijn evangelie had Lucas reeds het woord opgetekend van Maria, de moeder van Jezus : “Zie de dienares van de Heer. Mij geschiede naar uw Woord” (Lc 1,38). Door het luisteren naar het Woord en het te onthalen wordt men er de dienares of dienaar van. Door het Woord te dragen, wordt men ‘apostel’, ‘gezonden’ om Het in de wereld uit te dragen.
Dit is wel het enig noodzakelijke, dit ‘beste deel’ dat niemand ons kan ontnemen, omdat het onze persoonlijke relatie met de Heer geworden is, en het voortaan integraal deel uitmaakt van onze persoonlijkheid.
========================
[1] In het Evangelie van Johannes, zijn Martha en Maria zussen van Lazarus (Jo 11 ; 12,1-8). In het verhaal van Lucas zijn ze echter onbekenden, die niet wonen in de buurt van Jeruzalem. Hier is Martha de gastvrouw, niet Lazarus de gastheer. Maria, van haar kant, is niet te vereenzelvigen met Maria Magdalena, die optrekt met de apostelen (Lc 8,2 ; 24,10).
[2] Het Grieks ‘merimnô’ = ‘zich zorgen maken’, is een werkwoord met veel implicaties : de ‘zorg’ (Grieks : ‘merimna’) gaat om iemand of iets, ziet de toekomst in met angst, blokkeert alles of handelt overijld. Een theologische betekenis komt zich enten op de gewone betekenis, diskreet nog in de Septuagint, maar sterk in de evangeliën : de beklemmende zorgen worden weliswaar niet weggenomen door het geloof, maar ze kunnen neergelegd worden in God (cf. 1 Petrus 5,7). De mensen moeten zich immers niet bekommeren om zichzelf te verwezenlijken, omdat God hen een zijnsreden geeft door zijn liefde. Daarom is het enig noodzakelijke prioritair voor wie gelooft.
Broeder Mark uit de trappistenabdij van Orval.