Lees vervolg: LIEFDEVOLLE AANWEZIGHEID

Mindfulness IN DE WERELDRELIGIES

Het mag meteen duidelijk zijn dat de boeddhistische mindfulness geen randfenomeen is, maar een pad dat naar het ultieme leidt. Het boeddhisme geeft geen inhoudelijke, conceptuele invulling van dit ultieme. Het wil alleen in een onmiddellijk contact brengen met dit ultieme, een contact dat bevrijdt en heelt. Wat de mens verhindert open te bloeien, gelukkig te zijn en zijn eigen persoon te ontwikkelen, is immers het zich vastklampen aan het ego. We hebben een eindeloze dorst naar hebben en zijn voor onszelf, en dat put ons uit en fragmenteert ons. Bevrijding ligt in het laten uitdoven van deze behoeften en hun ik gerichtheid.

De weg hiernaar bestaat uit het nauwlettend waarnemen van dit mechanisme van onze behoeften. We kunnen leren zien hoe we telkens weer dorstig worden en ons op sleeptouw laten nemen door een ego dat zich onderscheidt en afscheidt van anderen. De juiste aandacht zal tot de juiste wijsheid leiden. Meditatie, begrepen als stil gaan zitten om aandachtig te worden, neemt dus een cruciale rol in het bevrijdingsproces in. Thich Nhat Hanh spreekt van ‘stoppen’. Traditioneel sprak men van kalmtemeditatie die dan overgaat in inzichtsmeditatie.

Hoe ziet dat inoefenen van rust en aandacht er concreet uit, en hoe ontwikkelt die diepe kennis van de werkelijkheid zich? De hele boeddhistische traditie heeft de ervaring en de pedagogie van de Boeddha verfijnd. Zodra we ‘stoppen’ en stil staan bij onszelf worden eerst en vooral geconfronteerd met ons lichaam, met zijn processen en sensaties. Een onaangename druk hier, een storend geborrel daar. Door dit neutraal te observeren krijgen we er inzicht in en afstand tegenover. Het blijkt allemaal iets dat ons overkomt en gauw weer weggaat, niet wezenlijk met ons verbonden. Na het lichamelijke kunnen we achtereenvolgens steeds diepere lagen van onze beleving gewaar worden, observeren en door die rustige, zakelijk-kritisch en tegelijk liefdevolle blik erop, ervan loskomen. Dan zien we hoe relatief alles is en hoe alles komt en vergaat. We maken dit mee, we zijn dit niet.

Het is niet zozeer een kwestie van nadenken over onszelf, maar van alles goed bewust worden, opmerken, aandachtig bekijken. Na maanden en jaren van aandachtige waarneming maken we ons een diepe wijsheid eigen over het functioneren van ons eigen innerlijk en van de samenleving rondom ons. Die wijsheid laat ons toe alles in een grote verband te plaatsen en onszelf te beleven als een schakel in een kosmische keten, niet op onszelf bestaand, als een eilandje, maar door en door bepaald en verbonden met alles wat is. Het ego verliest zijn scherpe grenzen, we voelen ons samen-zijn in lief en leed met alle andere mensen. In plaats van angst om het eigen ik komt milde betrokkenheid op elke ander, in plaats van ikkigheid komt universeel mededogen. ‘Alle wezens lijden net als ik, ik zal goed voor hen zijn…’

Aandacht in het boeddhisme is duidelijk therapeutisch en is de praktisch-pedagogische zijde van een wereldvisie die het bestaan als afgescheiden ik ziet als tot onvervuldheid leidend, een gemis dat alleen kan genezen worden door de basis ervan te transformeren, door van een ik-individu te verwijden tot een wij-mens. Het automatisme van de dagelijks leven wordt doorbroken door een corrigerende en tedere waakzaamheid en steeds weldadiger ervaring van vrijheid en eenheid.

2) Aandacht in het hindoeïsme 

Het boeddhisme was een hervormingsbeweging binnen het hindoeïsme, die uiteindelijk helemaal haar eigen weg is gegaan. In het oude, vedische hindoeïsme stond de ervaring van het Ultieme als kosmische aanwezigheid en de inschakelijking van de mens in deze wereldorde door het offer centraal. Deze ervaring van aanwezigheid en vereniging ontaarde echter in levensvreemde speculatie en ritualisme.

Naast de Boeddha ontstonden er nog andere stromingen die opnieuw naar de essentie zochten. In de eeuwen kort vóór de christelijke tijdrekening ontstonden geschriften die de diepere meditatie voorstelden als weg tot gelukzalig persoonlijk contact met het Ultieme. Deze geschriften zoeken de aanwezigheid van het Ultieme in de stilte van het eigen hart, in een niveau van onszelf waar gedachten en gevoelens wegvallen. Daar wordt de omringende werkelijkheid niet meer als een afgebakend dit of dat ervaren, maar als een Eenheid waarin verder niets meer te onderscheiden is, als Aanwezigheid zonder verdere opdelingen of vormen. Deze ervaring van stilte en eenheid, de ervaring van het niet-twee zijn van de werkelijkheid, is tegelijk persoonlijke integratie, authentiek contact met de kosmos en het vinden van het Transcendente of Ultieme in onszelf.

Al wat is, is ten diepste hetzelfde, God. De diverse schepselen zijn maar vormen voor deze unieke realiteit, God. Deze God is het zijn diep in en onder alles; elk zijnde is een expressie van dit goddelijke zijn. Deze God is ook het bewustzijn dat in alle leven schuilt, niet van iets maar inhoudsloos, zuiver bewustzijn; de vele gedachten en gevoelens die we hebben zijn hier een afstraling en een fragment van. Deze God is tenslotte de diepe gelukzaligheid die we diep ins ons hart zouden kunnen gewaarworden, als dit of dat gevoelen van pijn of genot het niet kwam te overdekken. Onder alle inzichten en belevingen door schuilt onveranderlijk dit vervuld bewustzijn in elk van ons. ‘Ik ben niet dit en niet dat, ik ben het goddelijke Zelf!’

Het is te bereiken en beleven wanneer we meditatief afdalen in onszelf, particuliere dingen en ervaringen leren loslaten en aandachtig bewust worden van dit bewustzijn. Aandacht, gewaar worden, bewustzijn staat dus in de hindoeïstische wereldvisie absoluut centraal als de goddelijke kern van alle wezens. Deze aandacht kunnen we niet zozeer hebben als eindelijk worden. Dan vinden we stilte, vrede, rust, bevrijding van al wat ons kwelt.

In het hindoeïsme wordt bevrijding gesitueerd in het loskomen van het alledaagse en zijn zogenaamde dualiteiten van arm en rijk, pijn en genot, hindoe of boeddhist om in de ervaring af te dalen van stille, vredige, vervulde bewustzijn. We zijn méér en dieper dit Gelukzalige-Bewuste-Zijn dan we onderhevig aan beperkingen, grenzen, prikkels en emoties. Ons dagelijkse bewustzijn van zaken kan door training en meditatie plaats maken voor het zuiver gewaar zijn hier en nu. De aandacht voor dingen wordt aandacht voor de aandacht zelf, of liever aandacht zonder meer, zonder dingen die nog de aandacht trekken. Onder de vele dingen buitenaf en binnenin worden we het zijn gewaar, het bewustzijn, de diepe objectloze vrijheid en vreugde. In dit vereenvoudigen en verstillen speelt het herhalen van een heilig woord, de mantra, in vele stromingen een grote rol: de éne gedachte verdringt de veelheid van gedachten tot uiteindelijk zuivere aandacht of ‘keuzeloos gewaarzijn’ overblijft.

Dit waarnemen van het Ene onder/in het vele ging echter in de loop van het hindoeïsme tot een minachting van het vele leiden. Er trad in dit zgn. ‘vedantische’ hindoeïsme een intellectuele verharding op. Men begon te stellen dat de talrijke kosmische fenomenen en innerlijke gewaarwordingen bedrieglijke illusie waren, d.w.z. schijn, de irreële opsplitsing en veruitwendiging van de in feite alleen maar innerlijke werkelijkheid van het ene Bewustzijn. De dingen misleiden ons: we verliezen het gelukkige gewaarzijn door dat we blijven stilstaan bij uiterlijke deelaspecten.

Tegen deze reductie van de kosmos en het lichaam tot pure schijn kwam een stroming in opstand die we later het ’tantrisme’ zijn gaan noemen. De tantrische wereldbeleving zegt dat de wereld geen schijn is maar het sacrament is van God. Hij verbergt zich in alle vormen om zó door ons in hen te kunnen worden ontdekt en waargenomen. Alles is dan bruikbaar voor meditatie en daartoe ook bedoeld. Aandacht is dan niet zozeer alle vormen loslaten om zuivere aandacht te bereiken zonder inhoud, zonder voorwerpen. Het is dan wel alles in de werkelijkheid om ons heen en ook onszelf te leren waarnemen als manifestaties van God, als plaatsen waarin het gelukzalige bewustzijn kan beleefd worden. Waar vedanta leidt tot een mystiek met gesloten ogen, van het zoeken van het Ene achter het vele, leidt tantra tot een mystiek met open ogen, tot het zoeken van het Ene in het vele. Het verschil mag subtiel lijken, het is in feite radicaal.

Twee citaten uit een basistekst van het tantrisme, de Vijnanabhairava, mogen dit verduidelijken:

Leegte, muur, of de gedaante van de guru: waar men de aandacht ook zo op richt – daar geraakt het bewustzijn opgeslorpt in zichzelf. (…) Wanneer een yogin opgaat in het onvergelijkelijke geluk dat hij ervaart bij het genieten van muziek of andere zinnelijke genoegens en als hij dan niets meer is dan dit geluk, eenmaal zijn gedachten stilgevallen – daar wordt hij helemaal Eén.

Aandacht of mindfulness staat dus ook in het hindoeïsme centraal. De menselijke conditie is gekenmerkt door verdeeldheid en onvrijheid, veroorzaakt door het feit dat we de ware dimensie van het leven verspelen wanneer we onze zintuigen volgen naar buiten toe en het contact met ons diepste zijn verliezen. Leren waarnemen wat ten diepste is, daar gaat het om, waarneming leidt tot bevrijding. Uiteindelijk zijn we restloze openheid voor al wat bestaat, hartelijke ruimte voor het Leven, eenmaal voorbij de scrupuleuze waakzaamheid over onze impressies. We zijn aandacht geworden, gewaarzijn van de diepte in de oppervlakte, van God in de kosmos en de mens. Dit is tegelijk liefde voor alles en geluk om alles.

3) Aandacht in het taoïsme 

Het taoïsme is de levende religie van China. Het is een religie die bij de natuur en bij de natuurlijke gang van zaken wil blijven. Enkele eeuwen voor Christus krijgt het taoïsme een krachtige impuls door filosofische geschriften die dan het daglicht zien, vooral de Daodejing en de Zhuangzi. In deze twee geschriften wordt het arbitraire en eigenmachtige handelen van de mens gecontrasteerd met de spontane wijze waarop de natuur werkt. Hier blijkt meteen al een fijne observatie van de kosmos maar ook van de aard van de mens werkzaam te zijn.

De Daodejing gebruikt meermaals het beeld van het water om de aard van de kosmos te duiden. De kosmos is een proces dat spontaan ontspringt en eeuwig verder vloeit. Zij is de Natura naturans et naturata,, de scheppende en geschapen ultieme werkelijkheid. Moederlijke vruchtbaarheid is het fundament van de wereld, een fundament dat alles fundeert zonder zelf gefundeerd te zijn, dat er zomaar is, vanzelf. Het onuitputtelijke gave-karakter van de natuur zorgt ervoor dat de natuur ook een onophoudelijk verder gaat in nieuwe rijkdom en nieuwe kracht. Daarin lijkt de natuur dus op water, dat zomaar vloeit en niets voor zichzelf vraagt tenzij zich te mogen geven. Daarom is de natuur ook nederig en verzet zij zich niet tegen al wat haar stroom komt obstrueren. Het water past zich soepel aan een rotsblok op zijn weg aan en spoelt er langsheen, eindeloos langzaam de steen eroderend, zodat het uiteindelijk toch de obstructie afslijt, zonder zich er ooit tegen verzet te hebben. Door zich te laten doen bereiken de waterstroom en de natuur uiteindelijk toch hun eigen doel. Dit is handelen door niet te handelen, door te rusten, door stilte en vrede, zegt de Daodejing. ‘Iedereen is druk in de weer, ik ben zo suf. Maar ik voed me aan de Moeder…’

Tegenover deze zijnswijze van de natuur staat de zijnswijze van de mens, die zich niet wil neerleggen bij de stroom van de werkelijkheid en haar het hoofd wil bieden door eigen activiteit en eigenwijsheid. In de plaats van te rusten in de eenheid, in de vrede en de stilte en van daaruit met het leven mee te stromen, biedt de mens verzet om de werkelijkheid aan te passen aan zijn eigen beperkte inzicht. De alledaagse mens volgt zijn zintuigen en verspeelt zijn krachten in de zucht naar genot en belevingen en in steeds complexer wordende bespiegeling over de werkelijkheid. Hij weerstreeft de moeiteloze gang van de werkelijkheid, put zich uit en verliest zichzelf. Dat is enkel mogelijk als de mens de diepe zin verliest voor de zijnswijze van de natuur, voor de natuurlijkheid, voor het vanzelf-zo, het moeiteloze werken vanuit de rust. De uitweg uit deze onnatuurlijke, prestatiegerichte eigenmachtigheid van de mens en al wat daaruit voortkomt aan frustratie en lijden, is dan ook om terug oog te krijgen voor de natuurlijke gang van zaken, voor het werken van de natuur, voor het geheel andere karakter van de kosmos.

Ook hier zien wij hoe gebrek aan aandachtige waarneming van de werkelijkheid ertoe leidt dat wij verkeerde handelwijzen en verhoudingswijzen aannemen. Ook het taoïsme is een therapie in de vorm van een terugkeer tot de natuur, de onzelfzuchtige creativiteit van de kosmos, die schuilt in de rust en zichzelf steeds weer regenereert. Het ultieme is in het taoïsme geen persoonlijke God, als wel het niet meer verder te achtervragen Tao dat alles doet ontstaan, zich ontplooien en terugkeren tot rust en dan weer in beweging zet.

Door die kracht te laten oprijzen in de rust en steeds weer terug te laten vloeien en zich herbronnen in de rust – het fameuze yin– en yangprincipe – kan er ook voor de mens steeds weer nieuwheid zijn en rijkdom. Bewust worden van Dat wat  alles beweegt en het zich invoegen in die beweging vraagt echter een grote deemoed en bereidheid om los te laten. In de taoïstische yoga of psycho-fysieke lichaamscultuur wordt deze aandacht en soepelheid aangeleerd of herontdekt. Zo wordt de wijze langzaamaan een herder voor al wat is.

Waar de boeddhistische mindfulness dus eerder existentialistisch was, gericht op bevrijding vinden uit pijn en ongenoegen, en de hindoeïstische mindfulness dus eerder beschouwend was, het wezenlijke en blijvende ontdekkend in het vergankelijke, is de taoïstische mindfulness dus eerder praktisch, gericht op de best mogelijke efficiëntie en dus tevredenheid van de mens.

4) Aandacht in het confucianisme

Het confucianisme is in het Westen nog niet zo bekend. Nochtans is het één van de drie religies van het reusachtige China. Ontstaan in de eeuwen vóór de christelijke tijdrekening onder impuls van Confucius heeft deze religie een sterke heropleving gekend in de achtste en de twaalfde eeuw onder Zhu Xi. Het neo-confucianisme kent een sterke heropleving in het hedendaagse China. Ook de communistische regering van China zoekt weer toenadering tot het confucianisme als ethische levensbeschouwing. De meest bekende en dynamische vertegenwoordiger van deze derde golf van confucianisme in het Westen is de Amerikaans-Chinese professor Tu Weiming. Deze ziet het confucianisme als een niet-theïstische religie.

Het confucianisme steunt op dezelfde kosmologie als het taoïsme, maar concentreert zich minder op de natuur en meer op de mens als ethisch wezen. Hedendaagse confucianisten spreken van het confucianisme als een religieus humanisme of een transcendent humanisme. Men richt zich meer op het mysterie van de mens als een dynamiek die van het ik naar het wij reikt en van de zelfzucht naar de universele goedheid. Deze ethische religie leidt tot een mystiek van aandacht voor de mens en zijn lotsverbondenheid. Deze vorm van mindfulness vinden we op een gelijkaardige manier in de Afrikaanse religies. Een prachtige formulering van deze typisch confucianistische mindfulness vinden we in de zgn. Westerse inscriptie van Zhang Zai:

De Hemel is mijn vader en de Aarde is mijn moeder, en zelfs zo’n bescheiden wezen als ik vind daartussen zijn geborgenheid. Daarom beschouw ik alles wat het universum vervult als mijn eigen lichaam, en dat wat het universum bestuurt als mijn eigen natuur. Alle mensen zijn mijn broeders en zusters, en alle dingen zijn mijn vrienden. (…) Ieder onder de Hemel die moe, kreupel, uitgeput, ziek, zonder broer, zonder kind, weduwe of weduwnaar is zijn mijn familiegenoten, hulpeloos en zonder iemand om beroep op te doen. Voor hen zorgen, dat is het doen van een goede zoon.’

Hier botsen we dus op weer een andere dimensie van mindfulness. Niet de natuur of het innerlijk van de mens, maar zijn gemeenschappelijkheid komt in de focus te staan. De mensheid is een web van relaties en de individuele mens een knooppunt daarin. De meditatieve praxis in het confucianisme is erop gericht hier gevoelig voor te worden. Maar om deze interconnectie tussen alle mensen en levende wezens te kunnen zien dient het hart gezuiverd te worden, en daarvoor ontwikkelt het confucianisme ook een mystiek van het hart of van de aandacht voor het hart en zijn ingeboren goedheid.

5) Aandacht in het soefisme

Vele mensen zullen mindfulness spontaan verbinden met het verre Oosten in het algemeen of met het boeddhisme in het bijzonder. Veel minder bekend is dat ook de mystiek van de islam, het soefisme, een diepgaande praktijk van aandacht kent. Dit vloeit voort uit de Koran, waarin God herhaaldelijk oproept om naar de schepping en het eigen hart te kijken en daar de tekenen van zijn aanwezigheid te zien. Overal waar we heen kijken, daar is het aangezicht van God te zien, leert één van de belangrijkste zinnen uit de Koran. Omdat alle schepselen uit Gods scheppingsbevel voortkomen: Wees er!, dragen ze ook veel van God in zich: zowel hun vorm of essentie, die door hem is bepaald, als hun existentie, die door hem wordt geschonken. De soefi’s ontwikkelden een panentheïstische godsvisie, waarin al wat bestaat uit God komt en in God hangt. God is de ene Essentie die zich in elk schepsel op een unieke wijze manifesteert. De islamitische geloofsbelijdenis verdiept zich in het soefisme dus van ‘Er is geen god naast Allah’ tot ‘Er is geen werkelijkheid buiten God, er is niets dan God’. De grote Perzische mysticus Rumi zal God de enige ‘Inhoud’ noemen die in alle ‘vormen’ van de kosmos en de geschiedenis gestalte krijgt.

De taak en het geluk van de soefi is deze tekenen van God en deze alomtegenwoordigheid waar te nemen zowel in de kosmos en in zichzelf. Zo zien zij de bonte rijkdom aan eigenschappen en activiteiten die het transcendente mysterie, de ultieme, onveranderlijke werkelijkheid, God, aan de dag legt. Elk schepsel vertegenwoordigt een unieke eigenschap en dus een unieke naam van God. Niets is willekeurig, omdat alles wortels tot in het Goddelijke heeft moet het met de grootste zorg gezien en onthaald worden. Rumi heeft een prachtige tekst over de herberg van het hart, waarin elke dag een andere ervaring gastvrijheid moet onthaald worden. Net als vele soefi’s gebruikt Rumi een gelukkige uitdrukking om het wezen van deze religieuze mindfulness te omschrijven:  het poetsen van het hart. Deze houding van aandacht en openheid voor het Goddelijke brengt de Andaloesische mysticus Ibn Arabi ertoe te zingen:

Mijn hart staat open voor elke vorm: het is een weide voor gazellen, een klooster voor christelijke monniken, een tempel voor afgodsbeelden, de Kaaba van de pelgrim, de kleitabletten van de Torah en het boek van de Koran. Ik beoefen de religie van de Liefde. Waarheen ook haar karavaan trekt, daarheen begeef ik mij.

Onophoudelijk vullen de soefi’s hun bewustzijn met de eigenschappen van God die omgesmeed worden tot de ‘Mooiste Namen van God’. Met behulp van gebedssnoeren, soms op het ritme van de ademhaling, soms onder het uitvoeren van bepaalde lichaamsbewegingen of dansvormen, worden deze namen van God zo onophoudelijk mogelijk bemediteerd. Dit tot men zich door diepe concentratie verliest in de identificatie met één of meerdere van deze namen. Deze praktijk wordt dhikr genoemd, ‘gedenken’, aandachtig zijn dus. Het ‘gedenken’ gaat terug op een steeds terugkerende uitnodiging van de Koran zelf om God indachtig te zijn in alle omstandigheden. In de Koran is de dhikr niet zozeer een gebedstechniek als wel een levenshouding waarbij men probeert Godvrezend, Godbewust te leven, aandacht op te brengen voor Hem, Hem waar te nemen in en om zich heen. De ware dhikr is het noemen van God in de objecten en gebeurtenissen die zich aandienen in het alledaagse leven. Gedenken is zijn aanwezigheid en mysterie waarnemen in de omringende werkelijkheid.

Gedenken is het eigen bewustzijn laten ondergaan in het bewustzijn van God, het bewustzijn dat God van zichzelf heeft in mij. Gedenken is niet zeggen: ‘Hier ben ik!’ – zoals in een bekend verhaal van Rumi – maar wel: ‘Hier ben Jij’. De willekeurige ervaring van het moment wordt geduid en benoemd als een ervaring van God. (‘Jij, jij, jij!’ – zo bidden de soefi’s voortdurend. Of wanneer zij zichzelf helemaal willen wegcijferen uit hun gebedsrelatie met God: ‘Hij, hij, hij!’ Uiteindelijk kunnen zij ertoe komen zich in het geheel niet meer bewust te zijn van hun schepselijkheid, en dan bidden zij: ‘Ik, ik, ik!’ Deze toestand is bekend geworden door de belijdenis van de Iraakse mysticus al-Hallaj, die in Bagdad rondliep terwijl hij uitriep: ‘Ik ben de Waarheid!’ De Waarheid is één van de belangrijkste en meest wezenlijke namen van God. Het was niet al-Hallaj als mens die dit zei, maar God in hem, voor wie hij zijn hele wezen had uitgehold en ver-niet, om nog slechts ruimte te zijn voor God.)

Zonde en kwaad zijn in de islam een zaak van ‘vergeten’, een kwestie van afwezig zijn ten aanzien van het goede, van God en diens wil. De Profeet vecht voortdurend tegen dit heilloze vergeten van de diepere waarheid achter de dingen en gebeurtenissen. Vergeten legt een sluier op het gelaat van God en over de ogen van de mens. Het gedenken, met de techniek van de dhikr of zonder, neemt die sluier weg.

Het vergeten wordt veroorzaakt door de spontane identificatie met deelaspecten van de werkelijkheid, zoals bezittingen, eer, genotzucht, intellectualiteit enz. Daarom heeft het aandachtig zijn voor God ook een morele en psychologische dimensie. Net zoals Teresa van Avila in haar Innerlijke burcht onderscheiden ook de soefi’s concentrische kringen in zichzelf waar een bepaalde soort ziel (nafs) de plak zwaait. De soefi mystagogie gaat daarom een grote rol toekennen aan de observatie van zichzelf, aan de zelfkennis. Hoe dieper de soefi afdaalt in zijn eigen ziel, hoe rustiger de ziel wordt, minder op zichzelf betrokken en opener voor God. Men dient dit bij zichzelf waar te nemen. Een woord van de Profeet Mohammed wordt steeds herhaald in het soefisme: Wie zichzelf kent, kent zijn Heer. De psychologische mindfulness reikt tot in de spirituele kern van de soefi, waar het ik bewustzijn overgaat in het Godsbewustzijn.

 

Bij het eerste weekend van zaterdag 6 en zondag 7 augustus 2016 kan jij als Metgezel
het vervolg lezen van deze bijdrage met:

aandacht in de joodse mystiek en in het christendom.
Nadien sluit Pater Johannes deze bijdrage af met een slotbeschouwing.

Wens je als bezoeker/Metgezel meer te weten over de mystieke inzichten van Pater Johannes Schietecatte verwijzen wij graag naar video opname met als titel:

Klik hier: MYSTIEK IN OPEN GRENZEN EN TIJDEN NAAR INNERLIJKHEID…

Haast U langzaam bij het zien en aanhoren van deze 25 minuutjes video.