Lezing: Johannnes 11,3-7, 17, 20-27, 33-45
De zusters van Lazarus stuurden Jezus de boodschap: “Heer, hij die Gij liefhebt, is ziek.” Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: “Deze ziekte voert niet tot de dood, maar is om Gods glorie, opdat de Zoon Gods er door verheerlijkt moge worden.” Jezus hield veel van Marta, haar zuster en Lazarus. Toen Hij dan ook hoorde dat Lazarus ziek was, bleef Hij weliswaar nog twee dagen ter plaatse, maar daarna zei Hij tot zijn leerlingen: “Laat ons weer naar Judea gaan.”
Bij zijn aankomst bevond Jezus dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. Zodra Marta hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis. Marta zei tot Jezus: “Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.” Jezus zei tot haar: “Uw broer zal verrijzen.” Marta antwoordde: “Ik weet dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag.” Jezus zei haar: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?” Zij zei tot Hem:”Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt.” Toen Jezus haar zag wenen, en eveneens de Joden die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering en diep ontroerd sprak Jezus: “Waar hebt gij hem neergelegd?” Zij zeiden Hem: “Kom en zie, Heer.” Jezus begon te wenen, zodat de Joden zeiden: “Zie eens hoe Hij van hem hield.” Maar sommigen onder hen zeiden: “Kon Hij, die de ogen van een blinde opende, ook niet maken dat deze niet stierf?”
Bij het graf gekomen overviel Jezus opnieuw een huivering.Het was een rotsgraf en er lag een steen voor. Jezus zei: “Neemt de steen weg.” Marta, de zuster van de gestorvene, zei Hem: “Hij riekt al, want het is reeds de vierde dag. Jezus gaf haar ten antwoord: “Zei Ik u niet dat als gij gelooft ge Gods heerlijkheid zult zien?” Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: “Vader, Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.” Na deze woorden riep Hij met luide stem: “Lazarus, kom naar buiten!” De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: “Maakt hem los en laat hem gaan.” Vele Joden, die naar Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem.
Enkele bedenkingen bij de lezing van zondag 2 April 2017
*Jezus herinnert ons er vaak aan dat, als we geloof hebben, niets onmogelijk is. Marta’s geloof is ontembaar. Hoewel ze weet dat in het graf het ontbindend lichaam van haar broer ligt, kan ze toch de woorden opperen: “zelfs nu weet ik dat God je alles zal geven wat je Hem maar vraagt”. Geloof ik werkelijk dat alles mogelijk is voor wie gelooft?
*Wanneer ik begraven ben in hopeloosheid, geef dat ik, net als Lazarus, de stem van Jezus mag horen. Laat me de gezegende woorden horen die Hij sprak bij het graf van Lazarus: “ Maak hem los en laat hem gaan.”
Bron: Gewijde Ruimte