Lucas 15:1-3, 11-14; 17-28; 31-32

In die tijd kwamen telkens weer tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de schriftgeleerden morden daarover en zeiden: “Die man ontvangt zondaars en eet met hen.” Hij hield hun deze gelijkenis voor:

“Een man had twee zonen. Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar en vertrok naar een ver land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had kwam er een verschrikkelijke hongersnood over het land en hij begon gebrek te lijden.

Toen kwam hij tot nadenken en zei: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik verga hier van de honger. Ik ga weer naar mijn vader en ik zal hem zeggen: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten maar neem mij aan als een van uw dagloners. Hij ging dus op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk. Maar de zoon zei tot hem: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen U, ik ben niet meer waard uw zoon te heten. Doch de vader gelastte zijn knechten: Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan, steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feest vieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. Ze begonnen dus feest te vieren.

Intussen was zijn oudste zoon op het land. Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat dat te betekenen had. Deze antwoordde: Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong gaf hij zijn vader ten antwoord: Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is is ook van jou. Maar er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden.”

 

Enkele bedenkingen bij de lezing van zondag 6 maart 2016

*Deze klassieke parabel heeft een universele aantrekkingskracht. De figuren van de vader en diens twee zonen worden levendig en memorabel voorgesteld. De beschrijving van de onderlinge relaties is psychologisch scherp. De vader is de centrale figuur. Hij is het die “spilzuchtig” is, niet de jongere zoon. De kwistigheid van de vaders liefde is eindeloos en onvoorwaardelijk. Hij representeert alles dat het Jaar van de Barmhartigheid viert.

*Rembrandts bekende schilderij van de vader die zijn uitgeputte en berouwvolle zoon omhelst trekt ons op heel intense wijze mee in het verhaal. Merk de handen op de schouders van de zoon op: de linkerhand sterk en robuust, de rechterhand fijn en meer vrouwelijk. Het is alsof vader en moeder hun zoon omhelzen: de vader en moeder in God.

Bron: Gewijde Ruimte