Lucas 18, 9-14

In die tijd vertelde Jezus, met het oog op sommigen die, – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachtten, de volgende gelijkenis: “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank U dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten. Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij, zondaar, genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want alwie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernederd zal verheven worden.” 

 

Een paar bedenking bij de lezing van zondag 23 oktober 2016  

*Zal ik ooit helemaal verlost kunnen worden van de Farizeeër in mij? Ik voel mij zo gemakkelijk in een of ander aspect beter dan de anderen en vergeet daarbij volkomen mijn eigen tekorten. Enkel door mij het nederige gebed van de tollenaar eigen te maken kan ik mij wapenen tegen dat gevaar: ‘ God, wees mij, zondaar genadig!’.

*Hoe gemakkelijk is het onze goedheid te meten aan alles wat we doen en niet aan wat diep in ons hart leeft. Ik vraag om de genade van een zuiver hart. 

Bron: Gewijde Ruimte