Lucas 20,27-38

In die tijd kwamen enigen van de Sadduceeën, die de verrijzenis loochenen, bij Jezus (met de vraag: “Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan: Als iemand een getrouwde broer heeft die kinderloos sterft, dan moet hij diens vrouw nemen en aan zijn broer een nageslacht geven. Nu waren er eens zeven broers. De eerste trouwde en stierf kinderloos. De tweede en de derde namen de vrouw en de een na de ander stierven ze alle zeven zonder kinderen na te laten. Het laatste stierf ook de vrouw. Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw? Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.”)
En Jezus sprak tot hen: “De kinderen van deze wereld huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die waardig gekeurd zijn deel te krijgen aan de andere wereld en aan de verrijzenis uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven. Zij kunnen immers niet meer sterven omdat zij als engelen zijn; en, als kinderen van de verrijzenis zijn zij kinderen van God. Dat de doden verrijzen, heeft ook Mozes aangeduid waar het gaat over de braamstruik, doordat hij de Heer noemt: de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.
De Heer is toch geen God van doden maar van levenden want voor Hem zijn allen levend.” 

 

Enkele bedenkingen bij de lezing van zondag 6 november 2016  

* Door het beantwoorden van het overdreven verhaal van de Sadduceeën, die niet in de opstanding geloven, wijst Jezus erop dat de verrezen staat een nieuwe schepping is, waar we delen in het goddelijke leven van God. Het is verschillend van ons huidige leven, maar niettemin een voortzetting van onze persoonlijkheid, zoals gevormd door ons huidige leven.

*Het geloof in je eigen persoonlijke opstanding is een prachtig geschenk in dit leven. Het geeft betekenis aan alles dat je leven uitmaakt. Het komt ook tot uiting in onze gebeden die wij aanbieden voor de zielenrust van al degenen die ons zijn voorgegaan, die veel aandacht krijgen in de loop van deze maand november.

 

Bron: Gewijde Ruimte