Lucas 22, 47-62

Lucas 22, 47-62

Hij was nog niet uitgesproken, of daar kwam een troep, voorafgegaan door Judas een van de twaalf. Deze trad op Jezus toe om Hem te kussen. Maar Jezus zei tot hem: “Judas, verraadt ge de Mensenzoon met een kus?” Toen zij die om Hem heen stonden, bemerkten wat er ging gebeuren, vroegen ze: “Heer zullen we met het zwaard erop in slaan?” En een van hen gaf de knecht van de hogepriester een slag en hieuw hem het rechteroor af. Maar Jezus greep in en zei: “Laat het hierbij.” En Hij raakte het oor aan en genas hem. Nu sprak Jezus tot de hogepriesters, tot de bevelhebbers van de tempelwacht en de oudsten die op Hem afgekomen waren: “Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels. Dagelijks was Ik bij u in de tempel en ge hebt geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw uur en uw macht is die der duisternis.

Zij grepen Hem nu vast en voeden Hem weg en zij brachten Hem in het huis van de hogepriester, terwijl Petrus Hem op een afstand volgde. Op de binnenplaats legden zij een vuur aan en gingen bij elkaar zitten; Petrus zat tussen hen in. Toen een dienstmeisje hem bij het schijnsel van het vuur zag zitten, en hem scherp had opgenomen, zei ze: “Die was ook bij Hem.” Maar hij ontkende het, en zei: “Vrouw ik ken Hem niet.” Even later zag iemand anders hem en zei: “Jij bent ook een van hen.” Maar Petrus antwoordde: “Man, dat is niet waar.” Na verloop van ongeveer een uur verklaarde een ander met stelligheid: “Waarachtig, die man behoorde ook bij Hem, hij is immers ook een Galileeër. Petrus antwoordde: “Man, ik weet niet wat je bedoelt.” Hij had het nog niet gezegd of meteen kraaide een haan. Toen keerde de Heer zich om en keek Petrus aan; het schoot Petrus te binnen, hoe de Heer hem gezegd had: “Eer vandaag een haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochenen.” En hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.

 

Bedenking bij de lezing op Palmzondag 20 maart 2016

 

*Na de viering van Jezus’ triomfantelijke intocht in Jeruzalem nemen we nu het Passieverhaal van Lucas ter hand. Om te beginnen leidt Judas een menigte mensen (het Joodse religieuze establishment) naar de Olijfberg. Daar was Jezus aan het bidden. Judas wijst hen Jezus aan door Hem een kus te geven. Dit is een verachtelijk verraad. Verder verloochent Petrus, onder druk van enkele omstaanders, Jezus tot drie maal toe. Dit is een laffe ontkenning!
*Wil jij bij Jezus blijven tijdens al het lijden dat Hem te wachten staat? Bidden naar aanleiding van Jezus’ lijden betekent niet zozeer iets leren uit het verhaal. Maar het is eerder betrokken zijn op de Persoon die dit alles voor mij heeft doorstaan.

Bron: Gewijde Ruimte