Marcus 10,46-52

Marcus 10,46-52

In die tijd kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho. Maar toen ze, vergezeld van een flinke menigte weer uit Jericho wegtrokken, zat een blinde bedelaar langs de weg, Bartimeüs, de zoon van Timeüs. Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus bleef staan en zei: “Roept hem eens hier.” Ze riepen de blinde toe: “Heb goede moed! Sta op, Hij roept u.” Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Jezus vroeg hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.

 

Een bedenking bij de lezing van zondag 25 oktober. 

Wanneer Jezus mij de vraag zou stellen die hij aan de blinde had gesteld, “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” wat zou ik Hem dan antwoorden?
Het is goed om mij te realiseren dat Jezus onze verlangens belangrijk vindt.
Dit wetende helpt mij om een echt gesprek met Hem aan te gaan. Het doet mij beseffen dat Hij om mij geeft.