Zo sprak men vroeger meestal van wijsheid en haar tegendeel, de dwaasheid. Het streven naar wijsheid vinden we in alle ontwikkelde culturen, ook bij de oude Grieken en Romeinen. Het is geen wonder, dat dit streven naar wijsheid ook in het Joodse volk aanwezig is. In het Oude Testament hebben ze dit tot uitdrukking gebracht. Daar kunnen we bijvoorbeeld lezen: “De wijsheid is meer waard dan koralen en geen kostbaarheden komen haar nabij. ” (Spr 8,11)
Of: “Wijsheid verwerven is zoveel beter dan goud. Inzicht verwerven is te verkiezen boven zilver.” (Spr 16,16)
Met wijsheid bedoelt men hier echter iets helemaal anders dan alleen feiten- of boekenkennis. De bijzondere kennis van de wijze is altijd verbonden met het omzetten van deze kennis in het concrete leven.
De wijsheid stelt de mens ertoe in staat om in de verschillende situaties ook in de Goede Week, op het feest van Pasen en elke nieuwe dag erna in het leven juist te handelen en de hem toevertrouwde opgaven trouw te vervullen.
Een voorbeeld van oprecht streven naar wijsheid is koning Salomo. (vgl. 1 Kon 3,2-15) Hij vraagt aan God geen lang leven, roem of eer. Wat hij vraagt is de gave van de wijsheid. Hij spreekt dit verzoek niet uit om door de anderen bewonderd te worden maar om zijn volk juist te kunnen regeren en rechtvaardige oordelen te kunnen vellen.
Mogen ook wij niet, als mens-en-kinderen van jong tot oud, steeds weer om deze wijsheid vragen?
Wie God om wijsheid verzoekt, erkent gelovig dat “alle wijsheid van de Heer komt en bij Hem is tot in eeuwigheid.” (Sir 1,1) De gelovigen van het Oude Verbond hebben God als de alwetende en alwijze erkend en geprezen: “Groot is onze Heer en veelzijdig is zijn kracht, zijn inzicht kent geen grenzen.” (Ps 147,5) Wijsheid is één van de grootste eigenschappen van God. Op bepaalde plaatsen in het Oude Testament wordt de wijsheid als een eigen persoon voorgesteld, die God ter zijde staat. “Vóór de wereld, al in het begin, heeft Hij mij geschapen.” (Sir 24,9)
Hoe kunnen we wijze mensen worden?
Hoe kan de goddelijke gave van de wijsheid in ons groeien en rijpen?
In een psalm wordt deze ervaring als volgt beschreven: “Ik heb meer kennis dan al mijn meesters, omdat ik over uw geboden nadenk. Ik heb meer inzicht dan alle oudsten, omdat ik volgens uw voorschriften leef.” (Ps 119,99-100)
Maria is de “Zetel van de Wijsheid”. Dit betekent niet alleen dat zij de troon is voor Jezus Christus, de goddelijke en mens geworden Wijsheid. Het betekent ook dat Maria als geschapen persoon de hoogste volheid van wijsheid ontvangen heeft, die een menselijk wezen kan bezitten.
Wijze liefde houdt niet in dat we teerhartig zijn, dat we altijd en overal ‘ja’ zeggen. Wanneer we ons voor het welzijn van de anderen of voor onze eigen groei inzetten, kan de liefde ook wel streng en veeleisend zijn. Want we willen, zo zegt de heilige Paulus, “de waarheid spreken in liefde”. (Ef 4,15). Ware liefde strekt zich uit naar hogere en blijvende waarden.
Echte liefde komt van God en voert tot God want “God is liefde” (1 Joh 4,16). Aan het voorbeeld van Maria kunnen we zien dat ware liefde schenkend is: zij is geheel en al gegeven aan Gods heilswerk en vervult haar vreugdevolle dienst aan de mensen. Schenkende liefde zoekt het goede voor de anderen, ze wil er voor de anderen zijn. Het tegengestelde is de egoïstische liefde, die slechts een schijn-liefde is. De egoïst zoekt zijn eigen voordeel, ook dan wanneer hij zich uiterlijk vriendelijk inzet. Hij betrekt alles op zichzelf en kan zo niet echt liefhebben en zich niet belangeloos geven. De bekering die Christus heeft verkondigd (vgl. Mk 1,15) eist het loslaten van het egoïsme en het constante groeien in de ware, schenkende liefde. Hierbij kan Maria ons als gids nabij zijn.
Als de vervulling van onze dagelijkse plichten ons moeite kost,
als ons een opgave bijzonder moeilijk valt,
als onze gevoelens niet mee willen, hoe snel verzinken we dan niet in zelfmedelijden!
We beklagen ons over ons lot, we beginnen innerlijk te morren of zelfs luidop te jammeren.
We vergelijken ons met de anderen en zijn jaloers op diegenen die het schijnbaar beter hebben.
Alles draait om onszelf. Opeens hebben we alle goede voornemens, die we in goede uren genomen hadden, vergeten.
Onze houding in deze situaties toont ons hoe het in werkelijkheid met onze liefde gesteld is. Want liefde bewijst zijn waarde en groei juist dan, wanneer onze zelfverloochening wordt aangesproken. “Als iemand Mijn volgeling wil zijn, laat hem dan zichzelf verloochenen, dagelijks zijn kruis opnemen en Mij volgen.” (Lc 9,23)
Hoe meer we in de liefde en daardoor ook in de zelfverloochening geworteld zijn, hoe meer we aan de louterende en verlossende kracht van het kruis en aan zijn verborgen vruchtbaarheid zullen kunnen geloven. Steeds meer zullen we de ervaring mogen maken dat het kruis van de Heer, in geloof gedragen, niet breekt maar opricht.
In de mate waarin we geleerd hebben met Christus ons eigen kruis te dragen, zullen we ook oog krijgen voor het geestelijk leed van anderen. Zo vergeten we onze eigen last nog meer en worden we bijvoorbeeld in staat gesteld om de zorgen van anderen waar te nemen en oprecht met hen mee te leven. Zo kunnen we de oproep van de H. Paulus steeds beter verwerkelijken: “Help elkaars lasten te dragen; op die manier zult u de wet van Christus vervullen.” (Gal 6,2)
Wie onder zware belasting zijn eigen ‘Ik’ draagt, kan slechts met moeite de anderen liefhebben en hun vreugden en zorgen delen. Wie zijn eigen ‘last’ echter steeds weer aan God geeft en zich in liefde voor de anderen inzet zal ontdekken hoe waar de woorden van Jezus zijn “Mijn juk is zacht en mijn last is licht”. (Mt 11,30)
Bij het kruis, toen Maria onzeglijk veel te lijden had, vertrouwde Jezus haar een nieuwe opgave toe: “Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu uw zoon.’ Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is uw moeder.’” (Joh 19,26) Vanaf nu moest Maria voor Johannes zorgen, voor de leerlingen van Jezus en voor de Kerk. Het geleefde ‘ja’ tot ons eigen kruis maakt ons bekwaam om zoals Maria verantwoordelijkheid voor anderen te dragen. Een liefde die op deze wijze beproefd werd, laat ons groeien in de zorg voor anderen en rijpen in het geestelijk vader- en moederschap.
“Door onze overgave aan de Heer
willen wij zoals Maria
ontvankelijk zijn voor Gods boodschap,
om Christus in ons levendig te laten worden
en Hem uit te stralen,
als volwassen en gelovige mensen,
geheel zelfloos en offerbereid,
in dienst van het Rijk Gods.”
Bron: De Geestelijke Familie / Moeder Julia