De interreligieuze meditatie van het hart
aannwezig zijn bij de Aanwezigheid
Met DANK aan dom Henri Le Saux o.s.b. (swami Abhishiktananda)
De vele vingers en de ene maan
In verschillende oosterse geloofstradities wordt het verhaal verteld van de wijze die naar de maan wijst en zijn leerlingen vraagt niet naar zijn wijzende vinger te kijken maar naar de maan. Alle religieuze uitspraken en stelsels zijn slechts verwijzingen naar God. Geen enkele naam en vorm duidt God adequaat aan, maar samen zijn de verwijzingen – de vingers – die vanuit verschillende culturen naar God wijzen wel een indringend getuigenis van het er-zijn van het Godsmysterie – de maan. Van God kunnen we niets zeggen, maar wel dat Hij (Zij/Het) daar is, op het snijpunt van al onze tastende benaderingen.
We kunnen over Hem niets kennen, maar wel dat Hij daar is, dat Hij aanwezig is, dat Hij de aanwezige is, of nog vager en opener: de Aanwezigheid. God is de liefdevolle Aanwezigheid achter en boven alle dingen (d.i. ’transcendent’) en in alle dingen (d.i. ‘immanent’). Hij is de liefdevolle Aanwezigheid als ultiem object vóór mij en de liefdevolle Aanwezigheid als ultiem subject in mij. Dit aanwezig-zijn van het Goddelijke wordt in elke geloofstraditie verschillend omschreven en benaderd.
Aanwezigheid in het hindoeïsme
In het hindoeïsme van vedantijnse oorsprong is God het absolute in de kosmos en in de mens. De meest expliciete inhoudelijke omschrijving van dit absolute vinden we reeds in de Upanishads. Zij werd in de geschiedenis van het hindoeïsme uitgediept. God is sat, cit en ananda: het zijn dat in alle zijnden is; dit zijn is bewustzijn en dit bewustzijn is gelukzaligheid. Dit zodus eerder trans-persoonlijke opgevatte Goddelijke is het ‘gelukzalige Bewustzijn’ dat alles ontvouwt en projecteert in zichzelf en er de diepste essentie van vormt, daarmee alle schepselijkheid herleidend tot schijn, wanneer ze los van het bewustzijn gezien wordt.
Het absolute is de Aanwezigheid van en in alles. Mediteren is dan precies door technieken leren loslaten van de fenomenen in en om me heen, om dit zuivere en gelukzalige bewustzijn te ervaren. Maar het moet ten diepste geschonken worden, in een doorbraakervaring.
Aanwezigheid in het boeddhisme
In het boeddhisme wordt eveneens alle individualiteit ontleedt en afgebroken tot bouwstenen (skandha’s) die voortdurend een andere samenstelling aannemen in het proces van ontstaan en vergaan (samsara). Hierbij is het enige onvergankelijke en niet-samengestelde gebied van de werkelijkheid, bijgevolg enige ‘haven’ van verlossing, de liefdevolle instemming met deze futiliteit van de ikkigheid. Wat dan ervaren wordt is immers bevrijding: het nirvana in het vroege boeddhisme, dat in het latere boeddhisme als de boeddhanatuur of leegte of het zuivere Licht wordt geduid.
Het is een aanwezig zijn zonder afgescheiden zijn, opgaan in de zuivere aandacht (mindfulness) of Aanwezigheid. Deze wijsheid wordt gaandeweg eigen gemaakt in het meditatief tot stilte komen (kalmtemeditatie) en uiteindelijk inzien van dat samen-zijn in onderlinge verbondenheid (inzichtsmeditatie).
Aanwezigheid in het taoïsme
In het taoïsme wordt het absolute achter het relatieve en de Eenheid vóór het vele dan weer gezien als het onzegbare en onkenbare Tao, dat zich in de kosmos en in de mens manifesteert als energie (qi), als kracht (te), als wordingsgeschiedenis. Dit absolute wordt gezien als de leegte die alle fenomenale werkelijkheid samenhoudt en draaiende houdt, zoals de naaf doet met het karrewiel. Het ‘Niets’ als de bestaansgrond van alles. Het is niet te zeggen, maar het is de dynamiek en het proces van al wat is.
Het is weer de Aanwezigheid boven en in alles die als een krachtveld alles tot activiteit brengt door zelf niet te handelen (wu wei). Dit gebeuren kan alleen meditatief worden benaderd door het grijpen los te laten en de energie gewaar te worden, te verzamelen en te voeden, door het hart te laten vasten van gedachten en verlangens.
Aanwezigheid in het soefisme
In het soefisme wordt de fundamentele geloofsbelijdenis van de moslim – ‘Er is geen god dan Allah!’ – esoterisch geïnterpreteerd als ‘er is geen werkelijkheid tenzij de goddelijke Werkelijkheid’. Alles is de Aanwezigheid van Allah. Alles is een sluier, over de goddelijke Werkelijkheid geworpen. Deze goddelijke Essentie dient gezocht en bemind te worden achter en in alle Namen en Eigenschappen van God. Zij is de nachtelijke Geliefde (Layla), hartstochtelijk bezongen in religieuze liefdespoëzie van de soefi’s.
De mysticus wil enkel voor en in deze Aanwezigheid leven, er helemaal in ondergaan (fana) en in opgaan (baqa). Dat leert hij concreet door het bewust-zijn van zichzelf te vervangen of beter te laten vervangen in geduldige meditatie op die Aanwezigheid om zich en in zich, zodat alleen nog het bewust-zijn van God overblijft.
Aanwezigheid in de joods-christelijke mystiek
Eenzelfde benadering van het Godsmysterie vinden we in de joodse mystiek en in de christelijke mystiek. Voor de Joden is het doel van het leven eenheid te brengen in de verspreiding, het Goddelijke door aandacht te verzamelen uit de brokstukken van de wereld en het dagelijkse leven. In de Rijnlandse mystiek is God de Eenheid die zich in alle dingen manifesteert, de Vader die zijn Zoon baart. Het komt er dan op aan alle schepselijkheid te doorbreken (durchbrechen) en het enige Een te vatten dat God is, helemaal open te zijn voor de Aanwezigheid. Dit is de onthechting (abegescheidenheit) van de mysticus, die zich op niets werpt tenzij op deze goddelijke Grond (Grunt) in de uiterlijke en innerlijke werkelijkheid.
Aanwezigheid in het tantrisch non-dualisme
Deze visie werd ook ontwikkeld in het tantrisch non-dualisme: het onkenbare Godsmysterie is het zuivere Bewustzijn (Shiva) en is de intieme essentie van de schepping en de mens die niets anders zijn dan steeds verdergaande condensaties, differentiaties en golven van de kracht van zelfmanifestatie van God (Shakti). Deze Shakti is dezelfde energie die de schepping en de mens aandrijft om terug te keren in God door zichzelf te her-kennen (pratyabhijna) als God, als Bewustzijn, als aandachtig aanwezig-zijn (awareness), bij zichzelf en bij alles. Mediterend op de eigen goddelijke oorsprong en identiteit, hervindt het Goddelijke zich in en uit ons mensen.
Hart, hartmantra en hartmeditatie
In het tantrisch non-dualisme wordt dit goddelijke Bewustzijn gezien als het Hart van de werkelijkheid, aanwezig in het hart van de werkelijkheid en in het hart van de mens. De non-duale Werkelijkheid ligt in alle dualiteiten verscholen, zoals het hart behoedzaam en manifest verscholen ligt in het lichaam. Het komt er in de spirituele en mystieke praxis op aan dit Hart te openen, er in binnen te treden. In de Vijnana Bhairava worden vele concentratiemethodes (dharana’s) aangereikt die neerkomen op het (zich) centreren in het hart. Dit hart is niet het fysieke, maar het spirituele hart, niet de zetel van het affect, maar van het bewustzijn.
Uit de vele middelen die het tantrisme aanreikt om dit te bereiken springt de hartmantra uit. De hartmantra is de (con-) centreringsmethode bij uitstrek om bewust te worden van de Aanwezigheid in de omringende kosmische en in de eigen psychische werkelijkheid. Zij is het weerklinken van het absolute Bewustzijn, van de Aanwezigheid zelf als mijn eigen diepste ik/Ik. Deze mantra is niet zozeer een recitatie van een woord als het meditatieve bewust worden van de inhoud van een woord, of liever van de Werkelijkheid erin uitgedrukt.
De meditatie met het hart
In alle religies is één of andere vorm van meditatie met het hart terug te vinden, een spirituele praktijk waarbij een woord of godsnaam zo wordt gebruikt dat het hele wezen van de mens wordt opgewekt vanuit het hart. Deze meditatie dient om de Aanwezigheid in het hart te beleven en erin omgevormd te worden, om zó op de enige, ultieme, non-duale Werkelijkheid in het hart gericht te worden dat men erin overgaat, dat zij het Ik wordt in/van het ik. Tot we zoals Paulus kunnen zeggen: niet ik ben het die leef, het is nu Christus die leeft in mij (Cf. Gal. 2).
In het vedantische hindoeïsme wil de japa van één of andere godsnaam (‘Hare Krishna enz.’, ‘Ram’, enz.) of van de oerklank ‘Om/Aum’ de mens bewust maken van de Aanwezigheid in het hart. Deze mondelinge japa is gericht op het tot stand brengen van een zo ononderbroken mogelijke meditatie (dhyana) op de opgeroepen godheid en haar Aanwezigheid in het hart. In de geschriften van Shankara wordt deze meditatiewijze ‘Atmadhyana’ genoemd (meditatie op het Zelf), in de geschriften van Ramana Maharshi is sprake van ‘Atmavichara’, het Zelf-onderzoek.
In het tibetaanse boeddhisme is het de mantra ‘Om mani padme hum’ en in het Amida-boeddhisme de mantra ‘Nembutsu’. Hij is er het uitgangspunt van een intense realisatie van de Aanwezigheid in het hart van de gelovige.
In het soefisme wordt een dhikr gereciteerd of gezongen tot een diepere bewustzijnstoestand bereikt wordt en het menselijke bewustzijn ingepalmd wordt door de goddelijke Aanwezigheid: ‘niets dan God – la ilaha ill’allah’. Ook hier is de mondelinge recitatie slechts een eerste stap naar een diepe meditatie in het hart op de betekenis van de dhikr.
In het christendom is vooral de hesychastische praktijk van het Jezusgebed bekend waarmee de aandacht op het hart gericht wordt om in het hart de Aanwezigheid te ervaren als het Taborlicht. De woorden ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar!’ worden onophoudelijk herhaald tot het hart opgeslorpt wordt in de betekenis van deze woorden en uiteindelijk alleen de Aanwezigheid in het hart (het bewustzijn) overblijft, zonder enige gedachte, gevoel of wilsakt.
Ook in het tantrische non-dualisme – maar ook bij de neo-hindoe mystici Ramana Maharshi en Nisargadatta Maharaj – staat het hart absoluut centraal als de plaats waar de hart-mantra ‘Aham’ weerklinkt (in bv. Shivo’ham of So’ham) en bemediteerd wordt, het ‘Ik’ dat God, de non-duale Werkelijkheid, zelf voortdurend laat oplichten en weerklinken in de menselijke geest, als de intieme essentie van deze menselijke geest, als het enige, eigenlijk Subject en ook Object.
‘Vleugelslag’
Zowel Ramana Maharshi als het hesychasme wijzen op de japa (recitatie) en de dhyana (meditatie) als een zich steeds verder ontwikkelende inoefening, die de hele spirituele praktijk beslaat, van dualistische aanroeping en herinnering van God tot non-dualistisch verzinking in de goddelijke Werkelijkheid.
De japa begint als activiteit van de lippen, hoorbaar uitgesproken en herhaald, en verdiept zich tot mentale activiteit, het innerlijke veelvuldige, steeds meer voortdurende stilstaan bij de mantra, om uiteindelijk één te worden met de vitale energie, met het ritme van het hart als onuitgesproken en automatische japa en dhyana, de volle Zelf-realisatie.
Het hesychastische gebed van het hart wordt eerst met de lippen herhaald, om dan met het ritme van de ademhaling gelijkgeschakeld te worden, en vervolgens op het ritme van het hart te weerklinken binnenin, tot uiteindelijk de mantra als woord of gedachte wegvalt en de pure stilte overblijft in het hart, de stilte van de Aanwezigheid. Het ‘gebed van het hart’ brengt de beoefenaar ervan van mondgebed via meditatie naar contemplatie.
De mantra is niet bedoeld als een magische formule. De mantra moet niet als een papegaai herhaald worden; men hoeft hem alleen maar dan uit te spreken wanneer de aandacht verslapt is, bij wijze van vleugelslag om dan weer verder te glijden in de stille meditatie. Men hoeft maar eens te zien hoe een meeuw zich volmaakt kan laten glijden op de wind (de Stilte), met slechts af en toe eens een geringe vleugelslag (de herinnering of recitatie van de mantra). Het richten van de aandacht op het Hart en het binnengaan in het Hart primeert.
Een interreligieuze hartmeditatie?
Elke geloofstraditie heeft zijn eigen hartmeditatie en/of zijn eigen hartmantra. De ene geloofstraditie zou zich moeilijk, zo niet onmogelijk kunnen vinden in en toeleggen op de hartmeditatie van een andere traditie, omdat de ene naar de maan wijzende vinger (de gebruikte hartmantra) niet helemaal gelijk is aan de andere. Toch is er dus een woord te vinden te zijn dat dezelfde goddelijke Werkelijkheid in alle tradities aanwijst, en als godsnaam zou kunnen gebruikt worden en dus ook als hartmantra om de hartmeditatie te dragen.
‘Aanwezigheid’ – de interreligieuze meditatie van het hart
In de woorden ‘liefdevolle Aanwezigheid’ zal zowel de hindoe, de boeddhist, de taoïst, de soefi, de jood en de christen zich kunnen herkennen.
De mantra ‘liefdevolle Aanwezigheid’ laat alles open, hij biedt geen inhoudelijke bepaling van het godsmysterie, is persoonlijk maar ook transpersoonlijk, is dualistisch maar ook non-dualistisch hanteerbaar. Na verloop van tijd zal het adjectief ‘liefdevol’ ervaren worden als een pleonasme (‘witte sneeuw’) en kunnen wegvallen.
Met deze mantra als uitgangspunt van meditatie kunnen wij het hart binnengaan en het openen. Hiermee kunnen wij het hart oproepen en tot inkeer brengen (d.i. recitatie op het vlak van uiterlijke japa, mondgebed) en vervolgens de diepte van het godsmysterie smakend exploreren (d.i. dhyana of overweging op het mentale vlak, meditatie), om uiteindelijk – als de genade afdaalt in het hart (saktipata) – de non-duale Werkelijkheid te ervaren als het goddelijke Ik (Aham, Ego, Vader) dat zich manifesteert en alles in zich opneemt als de ene Zoon, in en door de Geest. De Aanwezigheid is in alles, alles is de Aanwezigheid.
Aan het begin van elke expliciete meditatiesessie kan deze mantra opgeroepen worden en dan weer losgelaten worden in een stille meditatie erover; wanneer de aandacht verslapt kan men de mantra eens herhalen. Ook doorheen de dag kan men naar believen aan deze mantra denken of hem innerlijk uitspreken om even tot inkeer en meditatie te komen. Het belangrijkste is niet het uitspreken of innerlijk oproepen van het woord, maar wel het richten van de aandacht op het hart, op de goddelijke Aanwezigheid in het hart. Wanneer deze diepe aandacht er is, is het herhalen van de mantra onnodig en storend. In een bescheiden stadium kan men eventueel aan ‘liefdevolle Aanwezigheid’ de naam van de God of Middelaar waarin men gelooft laten voorafgaan en bv. zeggen of denken: ‘Jezus, liefdevolle Aanwezigheid…’ of ‘Shiva, liefdevolle Aanwezigheid…’ of ‘Allah, liefdevolle Aanwezigheid…’. Dit is dan een persoons- en cultuurgebonden bepaling, een mogelijke Naam voor de ene uiteindelijke Werkelijkheid boven alle namen en vormen – de liefdevolle Aanwezigheid. Later kan ook deze Naam als hinderend ervaren worden.
‘Aanwezigheid’ is de interreligieuze hartmeditatie waarmee elke gelovige trouw kan zijn aan zijn eigen geloofstraditie en toch in éénklank kan bidden/mediteren met de gelovige van andere tradities. Het is de meditatie van de non-dualiteit, van de Eenheid van alles, waarin het Absolute de wereld en het eigen bewustzijn opneemt in zijn liefdevolle Aanwezigheid.
Volgend eerste weekend in de nieuwe januari maand 2017 ( 7/8 januari 2017) neemt pater Johannes ons mee naar een nieuw thema.