Scheppen we een verlichte Europese samenleving of kruipen we weg in onze cocon?

Men zegt dat het boeddhisme een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Shambhala-samenleving. De legenden vertellen ons dat Shakyamuni Boeddha aan de eerste koning van Shambhala, Dawa Zangpo, gevorderde tantrische leringen gaf. Deze leringen worden gerekend tot de diepzinnigste wijsheid van het Tibetaans boeddhisme. Het verhaal gaat dat, nadat de koning zijn instructie had ontvangen, alle inwoners van Shambhala meditatie begonnen te beoefenen en volgelingen werden van het boeddhistische pad van barmhartigheid en zorg voor alle wezens. En zo kwam het, dat niet alleen de heersers, maar alle onderdanen van het koninkrijk hoogontwikkelde mensen werden.

Of dit Shambhala-rijk nu wel of niet bestaan heeft is niet zo belangrijk. Je kunt deze legende ook zien als een diepgeworteld en uiterst menselijk verlangen naar een goed en bevredigend leven, zegt de boeddhistische meditatie-meester en geleerde Chögyam Trungpa in zijn boek Shambhala, De weg van de krijger. De afgelopen jaren heb ik, vertelt hij, een serie ‘Shambhala-leringen’ gepresenteerd waarin het beeld van het Shambhala-koninkrijk wordt gebruikt om het ideaal van wereldlijke verlichting weer te geven, d.w.z. de mogelijkheid ons persoonlijk bestaan en dat van anderen op een hoger peil te brengen zonder de hulp van een religieuze levensopvatting. Want de Shambhala-traditie kent, hoewel ze teruggaat op de gezondheid en zachtheid van de boeddhistische traditie, tegelijkertijd haar eigen onafhankelijke basis, namelijk het rechtstreeks cultiveren van wie en wat wij zijn als mensen. Vanwege de grote problemen waarmee de menselijke samenleving op het ogenblik wordt geconfronteerd, denk maar aan de vluchtelingenproblematiek, wordt het steeds belangrijker te zoeken naar eenvoudige en niet-sektarische wegen om met onszelf te werken en ons begrip met anderen te delen.

De Shambhala-traditie is de traditie van krijgerschap. Krijgerschap in dit verband, zo gaat Trungpa verder, heeft niets te maken met oorlog voeren. Agressie is de bron van onze problemen, niet de oplossing. Het woord krijger, zoals hier bedoeld, betekent ‘hij die moedig is’. Krijgerschap is in deze context de traditie van menselijke moed, van onverschrokkenheid. De Indianen van Noord-Amerika kenden een soortgelijke traditie. Het Japanse samoerai-ideaal vertegenwoordigde eveneens een krijgertraditie van wijsheid en ook in westerse christelijke samenlevingen zijn er principes van verlicht krijgerschap te vinden geweest. Koning Arthur is een legendarisch voorbeeld van krijgerschap in de westerse traditie. De grote heersers uit de Bijbel, zoals Koning David, zijn voorbeelden van krijgers die zowel tot de joodse als tot de christelijke traditie behoren.

De sleutel tot het krijgerschap en tevens het eerste principe van de Shambhala-visie is dat we geen vrees hebben voor wie wij zijn. Uiteindelijk is dat ook de definitie van moed: niet bang zijn voor onszelf. De Shambhala- visie leert ons dat we, met het oog op de problemen in de wereld, zowel heldhaftig als vriendelijk kunnen zijn. Angst voor onszelf en voor de wereld, die ons lijkt te bedreigen, maakt ons uitgesproken egoïstisch. We bouwen het liefst ons eigen kleine nestje, onze cocon, waarin we veilig ons leventje kunnen leiden. Maar dat is de weg van de lafheid, zegt Trungpa. De weg van de lafheid is het ons inkapselen in een cocon waarin we onze gewoontepatronen kunnen voortzetten. Daar we onze fundamentele gedrags- en gedachtenpatronen aldus steeds maar weer herscheppen, hoeven we nooit een sprong in de frisse lucht of op nieuwe bodem te wagen. Zo blijft alles hetzelfde. Maar de krijger uit de Shambhala traditie verzaakt. Wat de krijger verzaakt is al datgene wat in zijn ervaring een barrière vormt tussen hemzelf en anderen. Met andere woorden, verzaking betekent dat we onszelf beschikbaarder, zachter en opener maken voor anderen. Iedere aarzeling om onszelf voor anderen te openen wordt overboord gezet.

Om egoïsme te overwinnen heeft de Shambhala-krijger, aldus deze boeddhistische monnik, naast verzaking van zijn veilig gesloten cocon ook durf nodig. Het is als in een zwembad op de hoge duikplank staan en jezelf afvragen: “Wat nu?“ Het antwoord is natuurlijk: “Springen”. Dat is durf. Misschien zijn we bang om te zinken of ons pijn te zullen doen. Dat kan, maar het is de moeite waard om te springen en te kijken wat er gebeurt. En dan blijkt openheid naar de wereld en zorg voor de ander een betekenisvolle ervaring die zin geeft aan het bestaan. Maar hoewel de krijger zijn leven heeft gewijd aan het helpen van anderen, beseft hij dat hij zijn ervaring nooit helemaal met anderen zal kunnen delen. De volheid van zijn ervaring is van hem alleen en hij zal met zijn eigen waarheid moeten leven. Toch raakt hij meer en meer verliefd op de wereld. Die combinatie van verliefdheid op die wereld en eenzaamheid maakt het de krijger mogelijk anderen voortdurend de helpende hand toe te steken. Door zijn privé-wereld te verzaken, ontdekt de krijger een groter universum.

Dit is het boeddhistische antwoord op de vraag: hoe moet ik leven in deze verwarrende wereld en hoe voed ik mijn kinderen op tot fatsoenlijke mensen.

Dit artikel is van de hand van Dhr. Hans Pijnaker uit Moergestel.(NL) Hans is forensisch seksuoloog en verdiept zich sinds zijn pensioen in cultuurfilosofie. Is tevens lid van de commissie Zingeving van de KBO-Brabant.

—————————————————————————————-

Bron: Chögyam Trungpa.(1986). Shambhala, De weg van de krijger. Servire.

Trungpa Rinpoche is geboren in Oost-Tibet in 1939. Hij was een lama van hoge rang en behoorde tot de zogenaamde Roodkappen. Hij stond in Tibet aan het hoofd van een duizendtal monniken. In 1959 is hij met een groot aantal volgelingen onder zijn leiding na de Chinese invasie dwars door de Himalaya in een tocht vol ontberingen zijn vaderland ontvlucht. Hij verloor meerdere monniken en dorpsbewoners tijdens deze tocht over spekgladde bergtoppen en door kloven vol sneeuw en ijs en verraderlijke ravijnen, waaraan hij de herinneringen nooit meer is kwijt geraakt. Hij werkte nadien in een Tibetaans centrum in Schotland en later in Amerika. Hij overleed op 4 april 1987.