Teresa van Avila en het Oosten: de mens gericht op het Absolute

Teresa van JEZUS ( Teresa van Avila ) en het Oosten: de mens gericht op het Absolute

Het deconstructiedenken van de Franse filosoof Jacques Derrida en het filosofische postmodernisme hebben de relativiteit van al ons denken en handelen blootgelegd en ons eens te meer achtergelaten met een zuivere hunker naar het Absolute, dat weliswaar verdwijnt achter al het relatieve, maar ons van daar uit des te meer wenkt. Wij geloven collectief in niets meer van wat ‘ze ons hebben wijsgemaakt’, maar onze hunker naar waarheid en liefde zijn er des te feller door geworden. In die levensbeschouwelijke woestijn komen de mystici ons vergezellen en deuren openen die ons voorgoed afgesloten leken. Er blijkt een sterke band tussen enerzijds onze moderne en postmoderne vertwijfeling over waarheid en zin en anderzijds de mystieke ervaring van progressieve verduistering en dan langzaam dagend licht.

  1. Individuatie

We kunnen het psychologische proces van elke mens en van de mysticus in het bijzonder en het collectieve proces van de mensheid beschouwen als een individuatieproces. De mysticus is iemand bij wie deze zelfontplooiing zijn laatste, religieuze diepte heeft bereikt: hij laat zijn eigen en unieke goddelijke kern zich dienstbaar ontvouwen. Ook de mensheid moet zich als geheel individueren, d.w.z. steeds zuiverder haar plaats in het geheel van de kosmos en de geschiedenis vinden, door haar potentieel te ontplooien. Het is de taak van het individu deze collectieve psychologische groei van de mensheid te ondersteunen en te dienen. De mensheid kan alleen verdiepen als zoveel mogelijk individuen in haar schoot bereid zijn tot bewustwording en verdieping Zo beleefde ook Teresa haar mystieke weg als een dienst aan de kerk van haar tijd.

‘Ken jezelf!’ gaf het Griekse orakel van Delphi aan. ‘Plus est en vous’ is het wapendevies van de Gruuthuuse-familie in het Middeleeuwse Brugge. ‘Je est un Autre’ dichtte de Franse dichter Rimbaud, appellerend op het duistere aspect van onze ongekende diepten. Voor Carl Gustav Jung is deze zelfwording de belangrijkste taak van elke mens en de religieuze taak bij uitstek. Hij meende dat het integreren van onze onbewuste schaduwkanten en innerlijke tegenpolen de grootste belofte inhoudt voor persoonlijk welzijn en harmonische opbouw van de samenleving. Wanneer ik ernstige onopgeloste conflicten in mezelf draag, zal ik die conflicten doorgeven en opdringen aan mijn omgeving.

  1. Transcendentie/verinnerlijking

In feite is elke mens gericht op het ontplooien van zichzelf. Dit verlangen om zichzelf te zijn, te worden, te behouden en maximaal te ontplooien, werd door de Joodse filosoof Spinoza ‘conatus’ genoemd en als de basis van het mens-zijn gezien. Er is niets egoïstisch aan deze drift tot zelfontplooiing, zij is de scheppingskracht zelf. Individuatie kunnen we zien als een oneindige exploratie, verdieping en zelfoverstijging. Voor Augustinus, Teresa van Jezus en de meeste andere mystici is verinnerlijking en de zelfoverstijging één en dezelfde beweging. De Duitse existentialist Karl Jaspers maakt deze drang naar en capaciteit tot zelftranscendentie tot het wezen van de menselijke existentie. Wie zich beperkt tot het hier en nu en tot wat hij bereikt heeft doet tekort aan de meest wezenlijke dimensie van het menszijn.

We moeten een onderscheid maken tussen de pure drang van de conatus en transcendentiebeweging en de talloze culturele inkleuringen van deze transcendentie. Velen lijken ongevoelig voor de dynamiek in het diepste van hun eigen wezen. Anderen zetten zich alleen maar af tegen historisch en cultureel bepaalde definiëringen van hun verlangen en het doel van hun verlangen. Het verlangen naar verbreding, verdieping of transcendentie van onszelf wordt tenslotte ook heel sterk tegengewerkt door een ander verlangen: het verlangen om niet te verliezen wat we reeds bereikt hebben. Om tot verdieping te komen moeten we minstens tijdelijk de oppervlakte verlaten. Om onszelf te overstijgen moeten we de bodem waar we op staan loslaten. Met elke exploratie gaat angst gepaard voor het onbekende en bezorgdheid om te verliezen wat we reeds hebben. Deze angst om het status quo los te laten wordt in de meeste religies het kwaad of de zonde genoemd. Vooraleer een morele schuld te zijn is het kwaad een kracht die de mens belet zichzelf te ontplooien, te verdiepen en te transcenderen. Een begrijpelijk kwaad, maar ook een fnuikende en uiteindelijk vernietigende kracht. Ook meer sadistisch kwaad is waarschijnlijk uiteindelijk tot deze angst terug te voeren.

  1. Meditatie

In alle tijden en plaatsen gaat de mens mediteren om deze drang naar zelfontplooiing en transcendentie te bevrijden van de afremmende tendensen die in de mens schuilen. De scholen van meditatie die in de wereldreligies van de mensheid zijn ontstaan zijn evenvele wegen tot persoonlijke en collectieve zelftranscendentie die hun deugdelijkheid bewezen hebben. Authentieke meditatie ontstaat uit het leven en is gericht op het leven, op de maximalisering ervan.

Religieuze meditatie is overal ter wereld ook het proces zelf dat ontstaat na het zich overgeven aan de zelftranscenderende of verdiepende dynamiek.

(1) De mediterende zoekt de eenzaamheid en de stilte op en verlaat daardoor de sociale ruimte om zich te bezinnen op zijn eigen unieke identiteit.

(2) Doordat de stilte wordt geïntensiveerd wordt ook de lichamelijke dimensie sterker losgelaten en wordt men meer geconcentreerd op het psychische dat zich in het lichaam afspeelt.

(3) Bij deze concentratie op het psychische ontdekt men verschillende vormen en diepten van bewustzijn en bewustzijnsinhouden. Ook intrapsychisch worden waarnemingen gedaan, emotionele prikkels en beelden opgevangen.

(4) In de mate dat de ingeoefende stilte deze waarnemingen kan verdrijven, botst de mediterende persoon nog dieper op conceptuele inzichten en gedachten, op de werking van het meer abstracte denken die zijn innerlijke ruimte doorkruisen en waarvan de inhouden door de cultuur wordt aangereikt.

(5) Waar zelfs deze het zwijgen opgelegd worden, verdreven worden, wegblijven, resteert nog steeds een ego dat zich laat gelden en zich vastklampt aan zijn eigen identiteit.

In deze ervaringen kan men gemakkelijk de drie vermogens van de ziel herkennen die door de klassieke christelijke antropologie werden aangeduid als verbeelding, verstand en wil. In onderling licht verschillende visies worden deze vermogens soms in andere volgorde geplaatst, maar dit zijn duidelijk variaties op hetzelfde thema.

(6) Waar ook het ego uitdooft als bewustzijnsinhoud treedt de ervaring op van leegte en openheid of ruimte, waar de grenzen van het ik opengaan op het geheel en op de transcendentie.

(7) In deze ruimte wordt de Aanwezigheid van het transcendente of God ervaren. De Srilankese theoloog Aloysius Pieris meent dat globaal genomen het Oosten transcendentie ziet als bevrijdend inzicht (Gnosis) en het Westen als liefdevol handelen (Agapè).

Mediteren is dus steeds dieper afdalen in zichzelf, op zoek naar wat Teresa die ‘diamant’ en ‘oosters parel’ en ‘Levensboom’ noemt: dat wat we als dieper ervaren dan het oppervlakkige, op zoek naar dat wat we ervaren als zijnde ‘hoger’ dan het lagere in ons.

  1. Ontkenning en affirmatie

De psychisch-religieuze verdieping wordt aangedreven door een veranderend godsbeeld. Naarmate ons geloof zich verdiept komen we ertoe in te zien dat we het Goddelijke neigen te misbruiken voor onze persoonlijke en collectieve behoeften en afbreuk doen aan de eigenheid en transcendentie van God. Het steeds respectvoller omgaan met de Transcendentie brengt ons ertoe alle menselijke ervaringen los te laten als brokkelige stapstenen naar Dat wat iedere ervaring overstijgt. God is steeds minder een iéts of iémand dat wij in onze ervaring kunnen vasthouden. Hij is niet langer een zijnde, een supermens die ons voldoet in onze behoeften, maar een bovenpersoonlijk Mysterie dat ons aanlokt om altijd dieper te gaan, steeds meer de duisternis in te trekken.

Doordat God steeds meer het zuivere Niets wordt, zoals mystici dan zeggen, en het Goddelijke helemaal ontkoppeld geraakt van alle aardse beelden en realiteiten, geraakt het vrij om weer in alles gevonden en beleefd te worden. Door het loslaten van iets – een bepaald beeld of concept of ervaring – kan het Goddelijke zich manifesteren in alles. ‘Niets is God’ slaat paradoxaal om in ‘alles is (in) God’. De spirituele reis blijkt een soort trechter-ervaring. Bij het transcenderen van jezelf moet je steeds meer loslaten en kom je uiteindelijk in de engte van het niets terecht. Eens je dat niets hebt geaccepteerd gaat je ervaring weer en steeds meer open in de ontmoeting met God in alles. Teresa van Jezus en vooral Johannes van het Kruis zijn meesters in het beschrijven van dit verliezen-om-te-winnen.

Het opsluiten van God in bepaalde beelden en concepten en ervaringen heeft in het verleden tot een sterk dualisme geleid, waarbij God in bepaalde spirituele realiteiten gevonden werd en bijgevolg niet meer in al het andere en aardse. De moedige ontkenning van onze beelden van God leidt tot de non-dualistische ervaring van God in alles en als alles. Al het binnenwereldse kan dan blij en dankbaar geaffirmeerd worden als deel uitmakend van de eenheid van God, als expressie van het Mysterie. 

  1. Mandala

Het progressieve overstijgen van onze eigen gekoesterde beelden en ervaringen kunnen we ons voorstellen als een afdaling in de lagen van ons menszijn.

Aan de oppervlakte, buiten de ‘innerlijke burcht’ en in de eerste verblijven ervan laten we eerst de sociaal geconditioneerde beelden en verlangens na om moedig de persoonlijke confrontatie met God aan te gaan. Vervolgens laten we onze fysieke ervaring achter door alle lichamelijke noden en lichamelijk bepaalde godsvoorstellingen achterwege te laten. Nog dieper reizend laten we alle door onze fantasie en voorstellingsvermogen bepaalde beelden los. Steeds dieper afdalend in de ‘innerlijke burcht’ van onze psyche doen we afstand van alle intellectuele concepten en voorstellingen. Uiteindelijk komen we in het gebied van onze naakte identiteit, ons bewustzijn van onze diepste verlangens, en laten ook deze bepalingen van onze eigenwil los. Uiteindelijk stoten we dan op de diepste laag of kern van onze menselijkheid, waar de kiem van onze persoonlijkheid samenvalt met de aanwezigheid van het Godsmysterie. Daar zijn wij ten diepste onszelf, voorbij alle sociale en persoonlijke constructies en verhalen, en tegelijk God, die ons inwoont en ons is. Daar is met de woorden van Meister Eckhart ‘onze grond en Gods grond éénzelfde grond’, of zijn wij ‘ongeschapen en onschepbaar’. Daar zijn wij in christelijke taal zoon of dochter in de Zoon en in oosterse taal een golfje in de oceaan.

Teresa beklemtoont dat het God zelf is die ons naar onze diepste laag trekt, en ook in het Oosten wordt beklemtoond dat de doorbraak een genadekarakter heeft. Wanneer wij de metafoor van de progressieve verdieping naar binnen aantreffen voor de spirituele reis, dan zien wij hoe de mystici aan het landschap van de ziel een concentrische structuur en dynamiek meegeven. In de oosterse religies vindt deze concentrische opvatting van de spirituele reis de uitdrukking in het opvatten en materieel vormgeven aan mandala’s. Mandala’s zijn zowel in het boeddhisme als in het hindoeïsme figuren waarbij meer naar buiten gelegen elementen verbonden worden met meer naar binnen gelegen elementen, zó dat de aandacht bij de overweging van deze mandala’s automatisch van buiten naar binnen wordt getrokken. Het mediteren met mandala’s heeft dus een integratieve functie: men gaat op zoek naar steeds dieper gelegen gebieden van de ziel, en laat daarvoor de meer naar buiten gelegen ervaringen achterwege.

Het menselijke lichaam kan uiteindelijk zelf gezien worden als de meest fundamentele en evidente mandala die we constant met ons meedragen. Kijkend naar ons lichaam worden we uitgenodigd om de oppervlakte los te laten, los te maken van geliefkoosde ervaringen en de kern te ont-dekken en weer te vinden in letterlijk alles wat ons omgeeft en constitueert. Door onze periferie steeds meer los te laten en te kiezend voor het transcendente centrum in ons hart komen we in een oneindige ruimte terecht waar alles zich manifesteert als God. 

  1. De zeven verblijven van de Innerlijke Burcht van Teresa van Jezus

De ‘innerlijke burcht’ van Teresa is duidelijk zo’n mandala. Ze nodigt ons expliciet uit in haar geschrift om ’te kijken’ naar de concentrisch gelaagde burcht van onze ziel.

De verschillende ‘verblijven’ (moradas) zijn concentrisch opgebouwd rond hun middelpunt, het zevende verblijf, het verblijf van de kasteelheer, God die haar bewoont. Het komt erop aan wal na wal over te steken en gedragen door Gods genade steeds verder binnen te dringen in het hart van de burcht, of wal na wal te verdedigen tegen binnendringende gevaren van buitenaf.

— 1. In de eerste verblijven moet de ziel zich door de meditatiepraktijk losmaken van de greep van de omgeving en beginnen met een persoonlijk spiritueel proces.

— 2. In de tweede verblijven zijn het vooral de eigen instincten en hartstochten die bedwongen moeten worden.

— 3. In de derde verblijven wordt door het gebed van inkeer de aandacht van de wereld van het sociale en fysieke verder afgeleid naar de dieper gelegen regionen van de geestelijke vermogens.

— 4. In het gebed van rust in de vierde verblijven geeft de wil zich over aan de goddelijke aanwezigheid, terwijl verstand en verbeelding nog ongecontroleerd actief zijn.

— 5+6. In de vijfde en zesde verblijven palmt de goddelijke Aanwezigheid ook de twee overige vermogens in.

— 7. In de zevende verblijven zien we hoe de centripetale dynamiek van de innerlijke centrering weer open waaiert in de centrifugale beweging van het God dienen en vinden in alles. De beweging naar binnen wordt een beweging naar buiten, of juister gezegd: in de finale godservaring verdwijnen de grenzen tussen binnen en buiten en wordt de non-dualiteit ervaren tussen de contemplatie en de actie of tussen God en de wereld.

Teresa ziet haar eigen indeling in zeven verblijven slechts als een verbeeldingshulp en niet als een strikt te volgen schema. Het belangrijkste is dat zij het leven met God als een progressieve verinnerlijking en integratie van de gehele mens ziet in zijn diepste, goddelijke Centrum. Vermits dit voor haar de liefde van Christus en de Triniteit is, is haar verdiepingsproces een omvormingsproces in liefde en dus een uittreden uit zichzelf.

 

Volgende eerste weekend van november( 5/6 november) behandeld Johannes de parallellen voor Teresa’s ‘verblijven’ in relatie tot de wereldreligies:

  1. hindoeïsme
  2. boeddhisme
  3. daoïsme
  4. tantrisme

Om tot slot te komen tot: De ontdekking van het diepste zelf en de mystieke gemeenschappelijkheid.