Uit de kast

Door Lisette Thooft

Wekenlang hadden we pa en ma koolmees af en aan zien vliegen met dingetjes in hun snavel. Aan het steeds luidere gepiep in de nestkast bij ons terras konden we wel horen dat het geen klein nest was. Af en toe was er al eens een klein kopje voor het gat verschenen, en ik wist zeker dat ik pa koolmees een keer had zien roepen, buiten: ‘Kom eruit kinderen, het is tijd!’

Tot onze grote vreugde waren we erbij toen het grote wonder gebeurde. Een scherpgesneden, puntgaaf koolmeesje stak zijn kopje naar buiten, keek een tijdje rond, hipte er toen plotseling uit en rrrt, rrrt, zwoesj, in een duikvlucht was hij over de sloot gevlogen en landde hij in de hoge wilg aan de overkant. En nog een, en nog een, keurig in de rij. Toen nummer zes eruit was, haalde ik de voorkant van het kastje weg en daar bleek nóg een vogeltje te zitten, dat van schrik begon te fladderen. Gauw de kast weer dicht. Deze nummer zeven deed er langer over, durfde niet goed en viel ook op de grond toen hij eindelijk de sprong gewaagd had. Wij stonden natuurlijk klaar om eventuele katten te verjagen. Gelukkig vloog hij toch op en vond ook hij (of zij) de wilg.

Uit de boom kwam een enorm gekwetter – de hele familie koolmees was opgewonden over dit nieuwe avontuur.

Spiritueel proces

kastWe waren diep onder de indruk en dolgelukkig. Wat een schitterende beestjes, en wat bijzonder dat ze uit hun nestkast komen en meteen kunnen vliegen. Maar dan moet je weten dat er op deze plek al drie keer een nest mislukt was. Ook in de drie voorafgaande jaren hadden er koolmezen gebroed, maar steeds hadden we uiteindelijk dode vogeltjes gevonden, of verlaten eieren. We verdachten de eksters ervan het broedsel te verstoren, en mijn man bouwde een omheining van gaas om het nestkastje heen, met een gat. Ook was er ruim vogelvoer voorhanden aan weerszijden van het nest en daar hadden vader en moeder koolmees zich terdege aan tegoed gedaan.

Het is bijna moeilijk om er níet een spiritueel proces in te zien. Word je als koolmeesje niet eigenlijk drie keer geboren? Eerst kom je in een ei uit het lichaam van je moeder. Op een goede dag breek je uit het ei. Wekenlang zit je in een donkere kast met al je broertjes en zusjes, groter en groter wordend, elkaar verdringend, roepend om eten dat wordt aangevlogen. Gaandeweg ga je beseffen dat er iets heel bijzonders te beleven is, daarbuiten, waar het licht vandaan komt, waar je ouders steeds weer uit tevoorschijn komen met iets lekkers. De grot van Plato is niet ver weg.

En dan, op een dag, is het tijd. Je durft, je kunt niet anders meer, je hipt omhoog, je kijkt je koolmezenoogjes uit, en gedreven door een innerlijke drang stort je je uit de kast, het licht in. Als bij toverslag gaan je vleugeltjes uit en rrrrt, rrrrt, zwoesj, je blijkt een vogel te zijn, dat is je ware aard! Je vliegt! Je wordt gedragen door de lucht en je belandt in een sprookjesachtig groen paleis.

Ware geaardheid

Wij noemen het uit de kast komen als mensen aan de buitenwereld laten zien wat hun ware geaardheid is. Het zal voor veel homo’s en lesbo’s voelen of ze eindelijk in het licht terechtkomen en opgelucht kunnen ademhalen.

Maar er is veel meer te onthullen dan alleen onze seksuele aard. Onze wezenlijke essentie is iets anders dan die spelletjes die wij met elkaar spelen, de ene persoonlijkheid in felle competitie met de andere persoonlijkheid, halsreikend naar het grootste torretje of rupsje dat boven onze hoofden bungelt.

Ik heb het alleen nog van horen zeggen – ik zit nog in het donker in mijn kast. Maar ik lees er wel veel over in spirituele boeken. Ik heb ook weleens een vaderlijke goeroe horen roepen. En ik heb zelfs weleens een glimp opgevangen van die lichtwereld, als ik een sprongetje nam, bij wijze van spreken, en door het gat naar buiten keek. Hopelijk komt er een dag dat ik rijp ben om te springen, om te vliegen, om mijn ware aard te zijn.

En misschien staan de engelen dan te juichen, net zoals mijn man en ik bij de zeven nieuwe koolmeesjes.

Terug naar wekelijkse inspiratie