Vervolg homilie bij Marc 4, 26 – 34

Het is opvallend dat Jezus steeds gaat zitten om te onderwijzen. Hij spreekt niet rechtstaand en met grote gebaren, zoals de Griekse en Romeinse retoren. Hij zoekt niet zijn publiek te domineren. Gezeten neemt hij spontaan de toon van een gemoedelijk onderhoud. De boodschap van Gods liefde richt zich tot de vrijheid van de mens. De liefde biedt zich aan : Jezus dringt zich niet op.  Zijn discrete manier van onderwijzen is in harmonie met de onmerkbare groei van het Rijk Gods dat, bij aanvang, ook maar een piepklein zaadje is.

Jezus wordt door de joden in vraag gesteld : zo hij de Messias is, dat hij dat naar voren komt met klinkklare bewijzen, dat hij de zo verwachte voortekenen van het Rijk Gods aanbrengt ! Jezus antwoordt dat er geen buitengewone tekenen zijn. God laat zijn zaag langzaam ontkiemen en groeien. De tijd van het wachten  zal echter beloond worden door de tijd van de oogst. Er is immers een verborgen continuïteit tussen het moeizaam geboren worden van het Rijk Gods en de komende openbaring ervan.

Wij leven nog altijd de tijd van het moeizaam geboren worden van het Godsrijk. Ieder mens moet vanaf het nulpunt beginnen om de Goede Boodschap te aanhoren, te onthalen en proberen waar te maken in zijn persoonlijk leven. In ons medewerken om het Rijk Gods rondom ons uit te bouwen, wordt ons geduld dikwijls op de proef gesteld. Het komt erop aan het vertrouwen niet te verliezen. God zelf is ermee begonnen. Zonder twijfel zal hij zelf ook wel zijn werk verder zetten, zijn stilzwijgen of zijn schijnbare afwezigheid ten spijt. Wij moeten hem niet voor de voeten willen lopen.

Jezus zelf heeft er als eerste de ervaring van opgedaan : gedurende de tijd van zijn zending schijnt God niet bijzonder tussen te komen : hij laat Jezus alleen, zonder succes, van langs hoe meer afgestoten door de zijnen. Maar dit stilzwijgen van God draagt niettemin in zich het komende Rijk. Gods non-activiteit is als deze van de landman terwijl zijn zaad aan het groeien is. Ze is een voorbereiding van zijn komende oogstwerkzaamheden.

Dat is ook zo voor ons : het Rijk is ons reeds in Jezus nabij gekomen. In alles wat ons van ons stuk brengt kunnen we steeds God aan het werk zien met armoedige middelen en de weinig merkbare trage groei.

Iets anders nog kan ons verwonderen : het Rijk Gods komt ons over als danig klein, overspoeld door de hoge golven van de wereld zonder God. Jezus doet ons hier kijken naar het piepkleine mosterdzaadje. De parabel van het mosterdzaadje komt ons vertrouwen sterken in God door het contrast te onderlijnen tussen het nederige begin van het Rijk en zijn uiteindelijke uitwas. In onze contreien zijn we eerder geconfronteerd met de achteruitgang van het geloofsbeleven. Het mosterdzaadje van het evangelie moet opnieuw wortel schieten in de context van een andere, nieuwe wereld. De nieuwe evangelisatie kan dat kleine zaadje zijn dat in zich Jezus’ krachtige kernboodschap draagt. In zijn recent boek “L’espérance du cardinal”, Olivier Legendre laat zijn kardinaal aan het woord : “ De Kerk zal arm worden, ze zal verplicht worden te vasten in een soort woestijn dat ze sinds lang niet meer heeft gekend … Dat zal haar diepgang ten goede komen, zelfs als dit een beproeving is waar ze de gewoonte van heeft verloren”, en hij laat zijn kardinaal besluiten : “Het is niet de huidige broosheid van de kerkstructuur die de voornaamste uitdaging is, maar onze bereidheid om de ene voor de andere, van hoog tot laag in de kerkpiramide, de kwetsbare getuigen te zijn van een kwetsbaar geloof. Als we daartoe bereid zijn zal al de rest wel volgen (L’espérance du cardinal, p. 297, Editions. Lattès 2011).

Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval (Geb: 17 dec. 1928 / Overl: 12 jan.2018 – Homilie geschreven op 29 juni 2012)

 

Evangelielezing Marcus 4,26-34

In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.” En verder: “Welke vergelijking kunnen wij vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid schiet het op en het wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen gaf Hij van alles uitleg.