Hij zal hen op voorschot een bewijs geven van zijn opstanding in een gedaanteverandering, waar zij hem zullen zien in de glorie van zijn verrijzenis. Voor zijn gemeenschap van bekeerde Joden, houdt Mattheüs eraan Jezus als de nieuwe Mozes voor te stellen. Om de gedaanteverandering te verhalen, zal hij gebruik maken van een mozaïek van toespelingen op het Oude Testament, die er sleutel van zal geven. Hij verwijst aldus naar de ervaring van Mozes op de Sinaï.
Mozes neemt er drie metgezellen met zich mee (Ex 24,9), en “na zes dagen” ontvangt hij Gods openbaring (Ex 24,16 ; vergelijk met Mt 17,1). Zelf heeft hij een transfiguratie (Ex 34,29). Andere symbolen komen dat kader verrijken. Behouden we alleen de trekken die van het meeste belang zijn voor het oogpunt van Mattheüs. De evangeliën lokaliseren “de berg” niet, die de christelijke traditie “de Tabor” zal noemen.
Voor Mattheüs heeft die berg een theologische betekenis : het is de plaats van de openbaring van de Zoon van God, die we reeds vinden in het verhaal van de bekoringen (Mt 4,8), zoals bij zijn laatste verschijning na zijn verrijzenis (Mt 28,16). De evangelist presenteert hier alleen de drie leerlingen, die samen genoemd worden in het tafereel van Getsemane (Mt 26,37) : zij die de Meester zullen vergezellen in zijn doodstrijd, krijgen vooraf de visie van zijn heerlijkheid. Jezus wordt getoond in de tooi van de hemelse wezens (v.2). Mattheüs voegt eraan toe dat “zijn gezicht straalde als de zon,” en herinnert daarmee aan de belofte dat : “de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader zullen stralen als de zon” (Mt 13,43). Jezus is er de eerste van, en hun voortrekker. Men verwachtte de terugkeer van Mozes en Elia bij de komst van het koninkrijk van God. Voor Mattheüs vertegenwoordigen ze tevens “de Wet en de Profeten”. Door hier te verschijnen getuigen ze dat Jezus er de zending van heeft vervuld (cf. Mt 5,17).
Petrus, die geweigerd had het lijden en de dood van Jezus te aanvaarden (cf. Mt 16.22), zou wel graag zien dat de scène van Jezus verheerlijking blijft duren : waarom niet vlug de “tenten” opslaan (v.4), die worden voorgesteld als hemelse verblijfplaatsen ? Als antwoord op zijn voorstel komt de stem uit de hemel die precies de boodschap van Jezus doop herhaalt (Mt 3,17). Ze voegt er eenvoudig aan toe : “Luister naar hem”. Dat is de waarschuwing die God aan zijn volk gaf toen hij de komst van een nieuwe Mozes aankondigde (cf. Dt 18,15). De lichtende wolk die hier de hemelse stem begeleidt, symboliseert Gods aanwezigheid tijdens het verblijf van Israël in de woestijn onder de leiding van Mozes. Zoals vers 9 het zegt, is het een “visie” (Grieks : horama) die de drie discipelen hebben gehad.
Het is de technische term der apocalypsen die daarmee de openbaring aanduiden van Gods geheimenis aan bevoorrechte personen. Om dat verband te versterken, voegt Mattheüs er de verzen 6-7 aan toe : “Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees.
Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei : “Staat op en weest niet bang”. De vrees en prosternatie van de leerlingen roepen de reacties op van Daniel, in het aanschijn van het hemelse universum van de Mensenzoon. Net als hij, hebben ze een goddelijke boodschapper nodig om op te staan en gerust gesteld te worden (cf. Dn 10,9-13). En de leerlingen, die nauw met de Passie verbonden zullen worden, zijn ook vooraf versterkt door een bijzondere openbaring van de volheid van Jezus‘ persoonlijkheid. Deze volheid blijft nog verborgen in de zending van de zachtmoedige en nederige dienaar. De leerlingen worden er echter van verzekerd dat de Wet en de Profeten in hem vervuld zullen worden, en dat God aldus de waarheid bevestigt van het geloof dat Petrus had beleden (Mt 16,16).
Wanneer de visie op de berg ten einde loopt, blijven de apostelen onder de indruk. Zij vallen tegen de grond met grote angst bevangen. Maar Jezus raakt hen en zegt : “Sta op en wees niet bang !”. Zij zien nu maar Jezus alleen.
Ook voor ons volstaat het alleen maar Jezus te zien. Aan ons om de trekken van zijn gelaat te ontdekken, verhuld in de personen rondom ons.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.