In feite kan de parabel worden gelezen op twee verschillende niveaus. Op een gewone niveau wordt het een verhaal geïnspireerd door het leven van alledag. Bij deze lezing volstaat het te weten wat zo een schaapskooi was. De kuddes van verschillende herders werden voor de nacht geparkeerd in een gemeenschappelijke schaapskooi, bewaakt door een portier. Er was maar één toegangsdeur. Wat men hier ‘deur’ noemt, was eigenlijk een eindje vrij smalle gang waardoor maar een schaap tegelijk door kon. Zo kon de herder, zowel zijn schapen tellen, als hun gezondheidstoestand inspecteren. De nachtportier legde zich in deze gang te slapen, zodat hij de levende “deur” was van de schaapskooi. In de ochtend kwam elke herder zijn schapen roepen om ze te grazen te leiden. Hij riep hen bij naam, en ze herkenden zijn stem. De dieven,die kwamen natuurlijk niet langs de deur.
Jezus stelt de ware herder die binnenkomt langs de deur, tegenover zij die binnenbreken als dief en rover.Bij die eerste lezing komt Jezus ons nog niet voor als de bron van onze vreugde.
De gelijkenis heeft echter een verborgen betekenis, die ontdekt wordt bij een tweede lezing.
Johannes richt zich tot lezers voor het grootste deel van Joodse afkomst. Die zijn vertrouwd met het beeld van de kudde in de Bijbel. De relatie tussen de herder en zijn kudde is een klassiek beeld in het Oude Testament om de relatie tussen God en zijn volk uit te drukken. God is zelf de herder die zijn volk leidt in de woestijn (Ps 79,13 ; 95,7 ; 100,3).
Hier begrijpen we wat Jezus bedoelt als hij zegt dat hij gekomen is opdat de schapen het leven in overvloed hebben. God alleen is de bron van onze vreugde. Jezus stelt zich hier als herder in plaats van God, en het leven dat hij ons wil mededelen, is het leven van God. Een leven dat geen einde kent. Een leven in volheid. Is het Gods enige wens niet, zijn vreugde met ons te delen ? Dit leven heeft slechts één ingangsdeur. De toegang gebeurt er door Jezus.Jezus duidt hier zichzelf aan als de herder, en dit op een tweevoudige manier.
Vooreerst stelt Jezus dat hij de enige toegang is om tot de schapen te komen.Om te komen tot de kudde, beeld van het Godsvolk, is Jezus de enige toegang. De formule : “al degenen die vòòr Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers” (v.8), stelde een probleem met zijn absolute en exclusieve verwoording, zodat sommige manuscripten “vòòr mij” weglieten. Het is waar dat sommige ketters deze woorden gebruikten om gans het Oude Testament te verwerpen.
De Kerkvaders begrepen het niet zo : Jezus is de eerste want “hij is de deur waardoor Abraham, Isaak, Jakob, de profeten, de apostelen en het evangelie gekomen zijn” (Ignatius van Antiochië, Brief aan de Philadelphiërs, 9.1. Rond het jaar 106). Dit betekent dat de Joden en de Farizeeën die Jezus bemiddeling afwijzen, en hen uitsluiten die in Jezus geloven (zoals de genezen blindgeborene), dieven zijn en rovers. Meer algemeen kan Jezus hier de vermeende messiassen aanwijzen, die zich voorgesteld hebben als door God gezonden.
Vervolgens stelt Jezus dat alle schapen langs hem moeten komen. Bij hem krijgen zij de vrijheid en de volheid van leven, de vreugde van God. Tot de trouwe dienaar zegt God : “Treed binnen in de vreugde van je meester” (Mt 25,21+23). De parabel wordt hier expliciet : Jesus stelt zich voor als onuitputtelijke en overvloedige bron van leven voor alle mensen. Hij kan ons immers zeggen : “Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad ; blijft in mijn liefde. … Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde” (Jo 15,9-11).
Het is Gods vreugde zijn liefde mee te delen. In Jezus nodigt Hij ons uit om zijn vreugde te zijn, door op onze beurt zijn liefde mee te delen !
Broeder Marc uit de abdij van Orval.