Hij wenst hen een ‘goede dag’, alsof er niets aan de hand was. In het Hebreeuws groet men zich met “shalom” = “vrede” [1].
“Shalom !”, zegt Jezus hen. De apostelen waren bang, de deuren op slot. Jezus’ aanwezigheid was hun steeds een bron van vrede geweest. Zullen zij nu toch, bij zijn plotselinge verschijning, niet opschrikken en denken aan een spook ? Jezus stelt hen gerust door te tonen dat echt hij het is, en niet iemand anders, met de sporen van de kruisiging op zijn handen en zijn zijde. Hij, die ze gekend hebben en liefgehad, maar nu getransfigureerd door de Verrijzenis. Hun angst slaat om in vreugde.
Vreugde wederzijds, want het is Jezus’ vreugde hen nu de zending op te dragen die de Vader hem heeft toevertrouwd. In zijn priesterlijk gebed had hij het reeds aangekondigd : “Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik u” (Grieks werkwoord ‘apostellein’, zenden, afvaardigen). De leerlingen worden gezonden, letterlijk “tot apostelen gemaakt”, om Jezus’ zending verder te zetten. Voor de eerste maal wordt er hier in de evangeliën aan de leerlingen de titel van ‘apostel’ gegeven : (Jo 17,18 = 20,21). Dat zegt Jezus, en hij beademt hen, als om door de gave van de Heilige Geest een nieuwe schepping te beginnen [2].
De Heilige Geest is neergedaald op Jezus bij het begin van zijn zending (1,33-34). Zoals beloofd (cf. 14.26) ontvangen de angstige apostelen op hun beurt de kracht van de Geest voor hun zending de zonden te vergeven. De Geest verbindt hen zo nauw met God, dat het God is die zonden vergeeft of zonden toerekent, wanneer zij dat doen [3].
Merk ook op dat Jezus tegenwoordig komt op “de eerste dag van de week”, “de dag des Heren”, dat wil zeggen wanneer de eerste christenen bijeenkomen. De Heer is aanwezig in zijn gemeenschap die bijeenkomt voor het breken van het brood. Daar stuurt hij hen de wereld in om zijn vrede uit te dragen. (“Ite, missa est !” betekent : “Gaat, nu begint de zending !”. De vertaling“Gaat nu allen heen in vrede”, is ver van een uitnodiging om de sloffen aan te trekken !).
Alleen Thomas ontbreekt op deze eerste ontmoeting met de verrezen Heer. Zijn afwezigheid laat de evangelist toe het thema van het geloof terug op te nemen. Het ongeloof van Thomas wordt sterk benadrukt, daar het weergegeven wordt in vrijwel dezelfde termen als de uitroep van Jezus in 4,48 : “Als gij geen tekenen en wonderen ziet, gelooft gij niet”. Thomas, die zijn medeleerlingen uitgenodigd heeft om samen met Jezus de dood te gemoet gaan (11,16), wil nu niet samen met hen geloven dat Jezus leeft. Hij gelooft noch het getuigenis van de apostelen, noch in de opstanding van Jezus !
In zijn ongeloof zullen hem de littekens van de wonden getoond worden, die bewijzen dat de gekruisigde Jezus nu de verrezen Jezus is. In zijn evangelie ziet Johannes in de verheffing van Jezus op het kruis de hoogste openbaring van de liefde, en tevens van de verheerlijking van de Zoon door de Vader. In dit licht gaan de ogen van de ongelovige Thomas open voor het geloof. Zijn geloof overtreft nu zelfs dat van de leerlingen : hij geeft Jezus de hoogste titel van gans het evangelie : “Mijn Heer en mijn God !”.
Het Johannesevangelie eindigt aldus op een inclusie met zijn aanvang : “Het Woord was God” (Jo 1,1). Thomas, die aanvankelijk het getuigenis van de leerlingen niet wilde aanvaarden, getuigt nu zelf van deze waarheid. Zo kan Johannes zijn evangelie besluiten met er de bedoeling van klaar te stellen. Hijheeft het geschreven opdat “gij zoudt geloven, dat Jezus is de Christus, deZoon van God, en dat u door dat te geloven, zoudt leven in zijn naam” (v.31).
Johannes is de enige evangelist die zijn boek besluit met er de toegangssleutel van te geven. Hij zegt vrijuit twee dingen. Ten eerste, hij erkent bewust een selectie gemaakt te hebben van hetgeen Jezus gedaan heeft, dus zonder daarmee te negeren wat de andere evangelisten over Jezus hebben geschreven. En vooral dat het zijn bedoeling is de leerlingen te sterken in hun geloof in Jezus, de Messias beloofd door de Schriften en de Zoon van God, zodat zij door Jezus het leven zouden hebben.
=====================
[1] Johannes heeft deze groet in zijn originele vorm bewaard. Voor zijn publiek zal Lucas de begroeting van de engel aan Maria in het Grieks vertalen : “Chaire” = “verheug u”; op zijn beurt maakt het Latijn daar “Ave” van : “gegroet”, gevolgd door het Nederlands : ”wees gegroet”.
[2] v.22 : ‘enefusèsen’ hetzelfde Griekse werkwoord wordt hier gebruikt als wanneer God Adam zijn levensgeest inblaast, Genesis 2,7.
[3] “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden”, is een “goddelijk passieve” grammaticale vorm, die toelaat God niet te vernoemen, en kan vertaald worden door : “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, scheldt God die kwijt”.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.