Ook antwoordt hij niet op die vraag, maar hij legt het accent op wat belangrijk is : iedereen moet veranderen van gedrag. Jezus zegt dus niet dat er maar weinigen gered zullen worden, maar dat het menselijk bestaan ernstig genomen moet worden. Om zijn beeldspraak te begrijpen, moet men de zware stadspoort (Grieks : pulè, hier in vers 24) voor ogen hebben, die in bij het vallen van de nacht gesloten wordt. Naast de grote poort is er voor de laatkomers, een kleine doorgang voor één persoon tegelijk, waar men onder controle door mag. Velen zullen drummen voor dit poortje, zonder erdoor te geraken (v.24).
Jezus’ tijdgenoten voelden zich op de avond van de wereld en vòòr de dageraad van de nieuwe tijd : de poort is reeds gesloten. Dringend moet men zich beslissen voor de laatste kans, de kleine deur die nog steeds toegankelijk is. Wij horen hier een impliciete kritiek : men is niet op tijd door de open poort gegaan.
Lucas, die daar een allegorisch verhaal op wil bouwen (v.25-27 ; cf. 12,35-48),verandert nu van perspectief, en de stadspoort (Grieks : pulè, v.24) wordt een huisdeur (Grieks : thura, v.25) die de eigenaar ’s avonds sluit. De smalle deur krijgt hier een factor bij : ze wordt gesloten. Met dat sluiten van de deur wordt de waarschuwing bedreigend. De heer van het huis die de deur sluit, is niemand anders dan Jezus zelf (v.25-27). Wie te laat komen, proberen binnen te geraken door beroep te doen op het feit dat zij met de Heer aan tafel gezeten hebben (cf. 7,36 ; 11,37 ; 14,1) en dat zij zijn preken bijgewoond hebben. Maar tot twee maal toe krijgen ze te horen : “Ik weet niet wie je bent”. In bijbelse taal betekent dit : “Ik heb je niet gekozen, jij behoort niet tot de uitverkorenen” (cf. Am 3,2). Dat is geen willekeur van de kant van de meester: zij worden buiten gehouden omdat zij kwaad doen (v.27). Met Christus een vluchtige relatie gehad hebben dient tot niets, als het niet tot een ware bekering gekomen is. Het heil is niet automatisch. Behoren tot het volk van Israël, dat als eerste op zijn pleinen en synagogen de Goede Boodschap ontvangen heeft, betekent nog geen toegangsticket voor het Koninkrijk van God. Hoofdzaak is zich te bekeren en deze Boodschap onthalen.
En zo komt Jezus met een dubbele verklaring (v.28-29). Vooreerst zal het oordeel “Gaat weg van Mij” (v.27), geween en tandengeknars, woede en wroeging veroorzaken bij wie afgewezen worden. Teleurgesteld, zullen zij de ware gelovigen van Israël, vertegenwoordigd door de aartsvaders en de profeten, zien genieten van het geluk en de vrede van het Koninkrijk, terwijl zij zelf buiten zullen blijven staan. Hun plaats wordt ingenomen door heidenen, die komen uit de vier windstreken. De deelname aan het banket in het Koninkrijk der hemelen drukt de intieme gemeenschap uit met Hem die redt : God neemt de uitverkorenen op in zijn intimiteit.
Tot slot (v.30) horen we een echo van de profetie van Simeon, die de zending van Jezus voorgesteld heeft als val en opstanding van velen in Israël (Lc 2,34) : een ommekeer van de menselijke situaties. Het tragisch lot van de Joden die uitgesloten worden van de feestzaal is evenwel een waarschuwing voor alle mensen van alle tijden.
Ook voor de christenen, die de verandering van hun gedrag steeds maar uitstellen, is het heil niet automatisch. Zelfs vandaag de dag, blijft Christus ons uitnodigen, ons interpelleren. Ook onder ons zullen laatsten eersten zijn, en eersten de laatsten. Wij christenen, die Christus’ naam dragen, wij hebben voor zijn ogen gegeten en gedronken toen hij onderwees in onze straten. De gelijkenis van de smalle deur is een pathetische oproep om zijn Goede Boodschap in ons leven te vertalen, en ons gedrag aan zijn leer te toetsen. Zien we maar dat het enge poortje voor ons geen gesloten deur wordt. Ook voor ons dringt de tijd en elke aarzeling wordt fataal. “Doe wat u kunt om door het nauwe poortje binnen te komen, want Ik verzeker u, velen zullen proberen binnen te komen, maar er niet in slagen” (v.24).
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.