Vervolg : homilie Lucas 21, 5 – 19

Voor de Joden betekende het einde van de tempel het einde van de wereld. Lucas houdt echter nauwgezet de verwoesting van de tempel en het einde der wereld uit elkaar. Inderdaad, Lucas richt zich tot christenen die de bladzijde van de tempel reeds omgeslagen hebben. De Bijbel is geen boek van geschiedenis, maar van zingeving. Zo stellen de synoptiekers het leven van Jezus voor als een eenmalig opgaan naar Jeruzalem, waar hij de verkopers uit de tempel jaagt (cf. Mc 11,11,15-17, en waar “het voorhangsel in de tempel scheurt van boven tot beneden in tweeën”, op het ogenblik dat hij sterft aan het kruis (Mc 15,30). Symbolisch betekent dat het einde van de tempeldienst.

Allicht dichter bij de historische feiten, vermeldt het Johannesevangelie vijfmaal dat Jezus verblijft te Jeruzalem (2,13.23 + 4,45; 5,1 ; 7,1-2 ; 10,22 ;12,12). Hij gaat bidden in de tempel, maar nooit ziet men hem deelnemen aan een offer. Vanaf de eerste maal is de toon gezet : uit de tempel verjaagt hij de kooplui die er de offers mogelijk maken (Jn 2,13-16). Als de Joden hem vragen met welk recht hij dat durft te doen, antwoordt hij : “breek deze tempel af, en in drie dagen laat ik hem herrijzen ! Daarop zeggen hem de Joden : zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd, en u wilt hem in drie dagen laten herrijzen ? Met dit woord doelde Jezus echter op de tempel die Hijzelf was” (Jn 2,18-21).

Dat woord van Jezus is niet in dovemansoren gevallen. Bij zijn proces voor de Joden betekende het einde van de tempel het einde van de wereld. Bij het proces voor de hogepriester wordt hij beschuldigd : “We hebben Hem horen zeggen : Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen, die niet door mensenhanden gemaakt is” (Mc 14,58). En op het kruis wordt Jezus beledigd met : “Gij, die de tempel vernietigt om hem in drie dagen terug op te bouwen, red uzelf, en kom van het kruis” (Mc 15,30).

Als wij het evangelie lezen, begrijpen we dat het centrum van het geloof zich verplaatst : de tegenwoordigheid van God is niet meer verbonden met de Tempel, maar met de persoon zelf van Jezus. De nieuwe tempel, waar God nu ontmoet wordt, is het lichaam van Christus.Paulus blijft het maar herhalen : “Weet u niet dat u Gods tempel zijt, en dat Gods Geest in u woont ? Als iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen ; want de tempel van God is heilig, en die tempel zijt gij” (1 Kor3,16-17) [2].

Zo begrijpen we beter waarom Jezus niet antwoordt als de leerlingen hem vragen wanneer de tempel zal verwoest worden (v.7), maar dat hij waarschuwt tegen wie het einde van de wereld aankondigen (v.8-9) [3]. Zijn aandacht gaat vooral naar zijn leerlingen die vervolgd zullen worden (v.12-19). Er zijn al vervolgingen vanaf de eerste dagen van de christen gemeenschap van Jeruzalem (cf. Hand 4) en ze zullen een constante zijn in de geschiedenis van de Kerk. Daarom bemoedigt Jezus zijn leerlingen om stand te houden.

Als eerste vertrouwensmotief geeft hij op dat ze, om zich te verdedigen in de beproevingen, spraak en wijsheid zullen ontvangen, waar geen weerspraak tegenop zal kunnen (cf. Stefanus in Handelingen 6,10). Jezus had het hen reeds beloofd : “de heilige Geest zal jullie op dat ogenblik zelf leren wat je moet zeggen” (Lc 12,12). Hijzelf, die de Geest geeft, zal de christenen steunen (v.15,cf. Hand 2,33), en geen tegenstander zal hen kunnen weerstaan.

Jezus bespaart zijn leerlingen niet van een bijzonder donker beeld : “Jullie zullen door allen gehaat worden omwille van mijn naam” (v.16-19). Jezus had reeds de verdeling binnen de gezinnen vermeld (cf. Lc 12,51-53). Nu herhaalt hij dat de vervolging niet altijd van buitenaf zal komen, maar ook van binnen de intieme cirkel. En zelfs dat er op gevangenneming ook terechtstelling kan volgen (cf. Stefanus, Hand 7,58-60 ; Jacobus, Hand 12,2).Om hen aan te moedigen, belooft Jezus dat God de slachtoffers zal blijven bijstaan die vervolgd worden omdat ze aan hem gehecht zijn : “niet een haar van uw hoofd zal verloren gaan” (v.18). Paulus zal niet anders spreken (Hand27,34) en dit vertrouwen wordt dan ook bewaarheid (Hand 27,43-44).

Zo zijn ook wij gewaarschuwd : de moeilijkheden die we kunnen tegenkomen omwille van ons geloof, nodigen ons uit tot doorzettingsvermogen. En Jezus geeft hier ons een duwtje in de rug : de volharding is de kunst van een vol leven (v.19) !

 

[1] Tacitus, Annales, 5,8, hetgeen de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus bevestigt : Antiquitates Judaïcae, XV. 11,1 en volgende.

[2] En Paulus benadrukt : “ Weet u dan niet dat uw lichaam ledemaat is van Christus … dat uw lichaam de tempel is van de Heilige Geest die in u is en die gij van God ontvangen hebt (1Kor 6,15,19), “dat wij de tempel zijn van de levende God” (2Kor 6,16, cf. Ef 2,21).

[3] De christenen moeten zich niet laten niet ontredderden door de steeds terugkerende personages die in de 1e eeuw, het ‘uur U’ aankondigen, en dat ze daar zeker geen gevolg aan moeten geven ! In de Handelingen vernoemt Lucas er twee van : Theudas en “de Egyptenaar” (Hand 5,36-37; cf. Hand 21,38). “Maak u dus niet bang !”, zegt Jezus (v.9).

 

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.