Daar is een diepe betekenis aan verbonden. Gods heilsplan bereikt zijn beslissend resultaat in de verrijzenis van Jezus : want de mensheid wordt er, in de mens Jezus, opgenomen in het leven zelf van God. Door zijn dood, door zijn totale zelfgave én aan de mensheid, én aan zijn Vader, gaat Jezus op in de Verrijzenis : hij is de Messias die, voor gans de mensheid, de weg opent naar Gods leven. Door zijn dood-verrijzenis is hij de Heer geworden, zijn verrijzenis is zijn intronisatie als Messias. Daar was de eerste christenheid zich ten volle van bewust.
Zo komen we tot het evangelie van vandaag. Wanneer Marcus in zijn evangelie teruggaat op het leven van Jezus, dan doet hij dat vanuit het licht van Jezus’ verrijzenis. De verrijzenis belicht gans het Marcusevangelie. Maar als het licht van de Verrijzenis de transfiguratie van Jezus belicht, dan krijgt deze zo een weerglans, zo een gloed, dat ze bijna niet meer te onderscheiden valt van de Verrijzenis. Men ziet er Jezus met zijn lichaam van licht in de vorm van zijn verrijzenis, “opgewekt in onvergankelijke vorm” (1Kor 15, 42). Het is de aanzet reeds van onze eigen verrijzenis, wanneer ”in een ondeelbaar ogenblik … de doden zullen worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en ook wij zullen veranderd worden“ (1Kor 15, 52). Vooraleer sint Paulus die woorden kan schrijven, hebben de leerlingen nog een lange weg af te leggen in het verklaren van hun geloof. Daarom zet Jezus de apostelen aan niet te spreken over de gedaanteverandering vòòr zijn Verrijzenis.
Er is evenwel nog een andere weerslag op de gedaanteverandering van Jezus, en die komt uit de joodse Messiasverwachting. Een paar weliswaar magere indicaties van Marcus laten ons toe de episode van Caesarea te plaatsen in de context van het meest populaire joodse feest der Loofhutten, de Soekôth. Soekôth is het meervoud van ‘soekah’, loofhut, (in de Griekse Septuaginta vertaald door “skènè, “tent, “tabernaculum” in het Latijn). Dat feest herinnert aan de veertig jaar dat Israël onder tenten kampeerde in de woestijn, terwijl God zelf temidden zijn volk verbleef in de ontmoetingstent. Bij het Loofhuttenfeest bouwen de joden in hun tuin, op hun koer of op hun balkon een hut, die de kinderen versieren met bloemen en fruit. ‘s Nachts moet men tussen het bladerdak de sterren kunnen zien : de soekah is een plek waar men in contact blijft met de hemel. Gedurende gans de week dat het feest duurt, verblijft men zoveel mogelijk in de soekah. Het is een vreugdevol feest : iedere dag nodigt men symbolisch een van de grote figuren van Israël uit om te komen verblijven in de soekah : Abraham, Mozes, David, Elia. De zevende dag is het hoogtepunt van het feest : men verblijft in de soekah, men kleedt zich in het wit en men verwacht de komst van de Messias die zijn tent zal komen opslaan temidden zijn volk. Die zevende dag wordt genoemd : “Hoshana Rabba”, “de grote Red ons” die tot God gericht wordt, en al de gebeden eindigen met de formule, eindeloos herhaald : “Kol mevasser, mevasser ve-omer …” (letterlijk : Een stem brengt nieuws, brengt groot nieuws en zegt : … = suspense). Deze suspensformule drukt de hoop uit op de spoedige komst van de Messias : wanneer toch zal een stem het grote nieuws verkondigen : “Deze is is Messias“ ?
Op deze achtergrond kunnen we best de “zes dagen later” van ons evangelie inkleuren : zes dagen later is de zevende dag, de grote dag van het feest. Er was immers veel gebeurd gedurende de week van het feest. Alles was zo goed begonnen. Jezus had geprofiteerd van de opbruisende Messiaanse verwachting eigen aan het feest om aan zijn leerlingen de vraag te stellen : “Voor u, wie ben ik ?” (Mc 8, 29). En Petrus had daarop geantwoord : “u bent de Messias” (Mc 8, 29). Jezus had dan evenwel een totaal onaannemelijke verklaring afgelegd : volgens hem zou de Messias moeten lijden en sterven. Het was nu zes dagen reeds dat de apostelen leefden in een vergiftigde spanning. En Jezus die geen woord terugtrekt van wat hij heeft gezegd. Integendeel, hij bevestigt met klem : “Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.” (Mc 9, 1). Maar er moet toch een einde komen aan die onhoudbare spanning. Er blijft nog alleen het gebed.
De zevende dag dan, de grote dag van het feest waarop men in het wit gekleed gaat, en met aandrang bidt om de komst van de Messias, neemt Jezus zijn staf mee om te bidden alleen op een hoge berg, plaats van de godsontmoeting in de bijbel. Drie ontmoedigde medewerkers verteerd door de vraag : kan Jezus dan wel de Messias zijn, als hij moet lijden en sterven ?
En zie het aandringend gebed van gans Israël op deze dag wordt verhoord, de suspense wordt opgeheven en ingevuld : “Een stem brengt nieuws, brengt groot nieuws en zegt : Deze is mijn Welbeminde Zoon, luistert naar hem” (Mc , 7), de langverwachte Messias is daar, Jezus verschijnt in zijn verrezen voorkomen. Jezus’ persoonlijkheid komt aan het licht. Petrus had reeds voorgesteld Jezus op te nemen in de rij van de profeten en voor hem een tent te bouwen zoals voor Mozes en Elias. Maar de stem van de Vader had dit voorstel onmiddellijk van tafel geveegd door Jezus zijn Welbeminde Zoon te noemen. Jezus heeft van de Vader zelf de investituur gekregen van Messias en meer dan Messias : verklaard als zijn eigen Welbeminde Zoon.
In de eerste Kerk betekende Jezus’ gedaanteverandering aldus de ontmoeting van de joodse Messiasverwachting met de verkondiging dat Jezus door zijn verrijzenis als Messias was geïntroniseerd.
De Messias is geen simpele hersteller van het koninkrijk Israël : hij brengt de mensheid binnen in het leven van God. De Gedaanteverandering is tevens een dringende oproep, in het bijzonder aan Petrus, om te luisteren naar Jezus als hij spreekt over zijn lijden en dood. De leerlingen zijn niet groter dan de meester en moeten niet dromen van aardse macht …
Broeder Marc Gallant uit de abdij van Orval
( Geb: 17 dec.1928 / Overl: 12 jan.2018)