Iemand als “heidense” aanwijzen in plaats van “vreemdeling” is niet onschuldig. Hier wordt de buitenlandse Syrofenicische van Marcus (Mc 7,26) bij Mattheüs een Kanaänitische, een heidense, wat een religieuze afstand uitdrukt. Want zo het jodendom heidense bekeerlingen aanvaardde, die “proselieten” genoemd werden, werden de Kanaänieten niet aanvaard als joodse proselieten, omdat oude vetes hun integratie onmogelijk gemaakt hadden : voor de joden bleven de Kanaänieten voor altijd uitgesloten (cf. Dt 7,1-6, 20,16-18).
Een dergelijke discriminatie kan ons shockeren ; maar voor de joden betekende de bekering niet alleen geloven in de ware God, maar ook zich onderwerpen aan zijn volk, en zich integreren in de joodse geschiedenis en gebruiken, een naturalisatie die voor een Kanaäniet heldhaftig was.
Tegen zijn gewoonte, voegt Mattheüs hier een intermezzo in dat het verhaal van Marcus onderbreekt : de gebedskreet van de Kanaänitische vrouw wordt de leerlingen als een ondraaglijk geblaf (v.23). Ze zegden ooit : “Stuur de massa weg”, omdat ze er de zorg niet voor wilden opnemen (Mt 14,15). En hier : “Stuur haar weg”. Wij ook zijn geneigd om de personen weg te sturen die ons hinderen. Bij Jezus heeft de dienstbare liefde voorrang, zelfs als hij eraan herinnert dat hij maar één zending heeft, deze van Messias voor het volk van Israël (v.24). Die zending is echter geïnspireerd door de liefde van de Vader voor alle mensen.
De leerlingen mogen nu van het toneel verdwijnen. Het zijn de lezers die zich zullen moeten ondervragen over de ontknoping van het verhaal. De Kanaänitische, zij trotseert én Jezus’ zwijgen, én de ergernis der apostelen.Ze komt tot Jezus, de evangelist legt op haar lippen een aanroeping reeds gebruikelijk in de christelijke liturgie : “Heer, kom mij ter hulp” (v.25). Het antwoord klinkt als een kwetsende weigering : de Messias moet de kinderen van God voeden, dat wil zeggen, Israël, en niet de heidense honden. Zelfs het verzachte “hondekes”, heeft iets minachtend in de mond van een Oosterling.
Dit woord, gelegd in de mond van Jezus (v.26), was ongetwijfeld een slogan bij de joodse christenen, die gekant waren tegen de zending naar de heidenen (cf. Mt 7,6). Ver van daar aanstoot aan te nemen, belijdt de Kanaänitische vrouw haar onderwerping : in de orde van de heilsgeschiedenis, hebben de kinderen van Israël voorrang, ze zijn “meesters”; zij, een heidense, vraagt slechts “kruimels” van dit mysterie van Gods keuze (v.27). Zij drukt dan ook het geloof uit van een echte proseliete, niet alleen door de ware God te verkondigen, van wie Jezus de gezant is, maar ook de bevoorrechte status van Israël, waar Jezus de Messias van is. Zij plaatst Jezus in het centrum van haar geloof : tot tweemaal toe heeft ze een christelijke gebed uitgesproken (zie vers 22 en 24). Jezus verhoort haar in de maat van het vertrouwen dat ze in hem heeft gesteld. Het verhaal besluit (v.28) op het model van het relaas van de honderdman (Mt8,13).
Het geloof in Christus komt dus voor als de enige vereiste opdat heidenen zouden deelnemen aan de tafel van de Kerk om er “het brood van de kinderen” te ontvangen. Voor zijn gemeente van de jaren ’80, trekt Mattheüs uit dit voorval een les, in het bijzonder voor de christenen die weinig open stonden om bekeerlingen te aanvaarden. Jezus is trouw geweest aan zijn zending als Messias van Israël. Maar hij heeft toch het voorbeeldige geloof van een heidense in acht genomen. In soortgelijke gevallen hielden reeds sommige joodse schriftgeleerden geen rekening met de regels van uitsluiting.
Zou de Kerk dan haar deuren sluiten voor “Kanaänieten” die een groot geloof hebben in de Messias en het volk van God ? Kan ze pretenderen beperkingen op te leggen aan de uitstraling van haar Christus ? De Kanaänitische vrouw is echt een voorbeeld van geloof voor de leerlingen. Het is voor hen een gelegenheid om te ontdekken dat Jezus, die ze volgen, een uitstraling heeft die verder gaat dan de grenzen van Israël. Het verhaal van de tweede vermenigvuldiging van de broden dat hierop volgt (Mt 15,32-36), zal aankondigen dat het “brood der kinderen” eensdaags mensen van alle achtergronden zal voeden.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.