Vervolg: Homilie op Johannes 14, 15-21

Liefde veronderstelt vrijheid. Welke is de betekenis van de woorden die hier gebruikt worden ?

In feite hebben de Griekse vertalers van het Oude Testament moeite gehad met de vertaling van sommige Hebreeuwse woorden. Ze waren immers geconfronteerd met het Griekse mensenbeeld en zijn ideaal van het individu als ‘koning’ en ‘meester’, vrij van alles wat zijn autonomie in de weg staat (cf. Épictetus, Leergesprekken III, 22,49). Hun vertaling wilde daar een beetje tegenin gaan om de transcendentie van God te vrijwaren. Vertalen behelst ook altijd het risico enigszins af te wijken van de oorspronkelijke zin. God geeft aan Mozes tien woorden van leven (‘essré ha devarim’, Ex. 34,28 ; Deut.4,13), ‘Woorden“, zegt het Hebreeuws. ‘entolai’-‘opdrachten’, vertaalt het Grieks, ‘madata’-‘geboden’, vertaalt het Latijn. Het “gebod” dat Jezus ons geeft is in feite een woord van leven, een levensopdracht, een levensproject, opdat wij gelukkig zouden leven in zijn liefde.

Het probleem stelt zich tevens bij het vertalen van de Hebreeuwse woorden “hapetz” en “ratzah”, die betekenen : “blij zijn met” – “graag hebben”. Daar nemen de vertalers hun toevlucht tot het Griekse woord “télèma”, “wil”, met zijn imperatieve resonantie van “bevelen-opleggen-voorschrijven”. Bijvoorbeeld : “Leer mij, Heer uw wil te doen”, zou moeten vertaald worden door : “Leer mij, Heer te doen wat gij graag hebt, laat mij kennen waarmee ik u plezier kan doen”. Ook in het Nederlands heeft het woordje “willen” niet altijd een imperatieve betekenis. Als een attente echtgenote aan haar man vraagt : “Wat wilt ge eten vanavond ?”, dan betekent dat “wat zou je graag eten, waarmee kan ik je plezier doen vanavond ?” Als we “woord” vertalen door “gebod” en “wat plezier doet” door “wil”, dan geven we een misplaatst legalistisch cachet aan de relaties die God met de mensheid wil aanknopen. Wat een bewijs is van liefde, wordt dan wet, plicht, verplichting.

Het ‘Onze Vader’ biedt een ander voorbeeld. “Uw wil geschiede” is voor Jezus een liefdesverklaring voor zijn Vader. In onze westerse oren klinkt “wil” met een autoritaire resonantie. In bijbelse zin betekent “uw wil geschiede” eigenlijk : “dat alles op aarde zoals in de hemel u plezier mag doen”. En zo God liefde is, wat kan er hem plezier doen ? Dat wij gelukkige mensen zijn, “op aarde reeds zoals in de hemel”.

Wij mogen hier denken aan de psalm die zegt : “Ik vind er vreugde in, mijn God, om Uw welbehagen te doen ; uw wet draag ik diep in mijn binnenste (Ps 40,9). Voor de psalmist is God beminnen niet pijnlijk of mistroostig ;integendeel, het is een opgewekt, uitgelaten, zelfs visceraal plezier : “Ik heb vreugde aan uw woord tot in het diepste van mijn ingewanden”.

Men heeft ons misschien teveel geleerd te bidden : “uw wil geschiede”, alleen als we pech hebben, alsof pech hebben God zou plezieren. Het ongeluk dat ons treft doet God absoluut geen plezier. God laat zijn schepping respectvol evolueren volgens haar eigen wetten. Moest hij, tegen alle onmogelijkheid in, de wet van de zwaartekracht opheffen opdat een dakpan mij niet op het hoofd zou vallen, dan zou dat een algemene catastrofe zijn voor gans de schepping : niet alleen zouden alle treinen ontsporen, maar alle hemellichamen zouden uit hun baan vliegen.

Om zijn geluk mee te delen heeft God het risico moeten nemen van een onvolmaakte schepping, en hij is de eerste om te lijden van haar onvolmaaktheden. Maar hij heeft geen vreugde aan ons ongeluk, hij komt zelfs met ons het risico beleven dat hij voor ons genomen heeft met de beperktheid van de schepping en de vrijheid van de mens.

“Gods wil doen” betekent dus : “doen wat God behaagt, wat hem plezier doet. Door te doen wat God pleziert toont Jezus ons dat hij de Vader bemint. Hij zegt het zelf : “maar zo zal de wereld weten dat ik de Vader liefheb, als doe ik wat Hij mij opgedragen heeft” (Jo 14,31). Alles wat Jezus doet vloeit voort uit zijn liefde voor de Vader.

Wanneer Jezus terug opstijgt naar de Vader, geeft hij ons zijn Geest, zijn Geest van liefde, opdat wij zijn taak verder kunnen zetten. Maar de Geest komt er niet automatisch. Jezus stel een voorwaarde : “Als jullie Mij liefhebben, zul je ter harte nemen wat ik jullie opdraag. En ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd met jullie zal zijn, de Geest van de waarheid” (Jo 14,15-16). Het volstaat niet ons het leven van Jezus te herinneren als een verhaal uit het verleden. Het volstaat niet te weten. Jezus beminnen is leven en handelen in de geest van Jezus. Wie handelt naar Jezus’ woorden laat de Geest van Jezus bij zich binnen die er de innerlijke betekenis van uitdiept.

Dat mag ons vervullen met vreugde, want Jezus zegt : “Wie mij liefheeft zal ondervinden hoe de Vader hém liefheeft, en ook ik zal hem liefhebben en mij aan hem openbaren “(Jo 14,21).

En dan gaat er voor ons al een stukje hemel open.

 

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.