Vervolg: Homilie op Johannes 15, 1 – 8

Maar omdat God puur liefde is, is hij puur relatie, wat betekent dat er in Hem geen polen zijn. Hij is louter beweging van de liefde die zich geeft aan het onthaal en louter beweging van de liefde die onthaal biedt aan de gave. En dat in een geest van wederkerigheid.  Eén en dezelfde liefde wordt gegeven en onthaald : God is liefdestempeest, dynamische eenheid die kolkt in dit relatie-verkeer die zijn Geest is.

Om zijn leerlingen te laten verstaan dat ook zij opgenomen worden in deze vitale relatie, gebruikt Jezus een  suggestief beeld om deze communicatie uit te drukken. Hij vergelijkt zijn Vader aan de Wijnbouwer. Zelf is hij dan de wijnstok die zijn leven geeft aan de ranken, zijn leerlingen. Het beeld krijgt een prangend karakter, omdat de profeten het reeds gebruikt hadden om de verhoudingen uit te drukken tussen God en zijn volk Israël (Os 10, 1; Is 5, 1-7; Jr 2,21; 6, 9; 8, 13; Ez 15, 1-6; 17, 6-10; 19, 10-12; Ps 79/80, 9-16).

Het was niet altijd tot lof van Israël, die veeleer een wijnstok was die wildscheuten gaf. Jezus suggereert dat hij de taak van de oude wijnstok overneemt, om zijn Vader nu goede wijn te schenken, in een nieuwe hernieuwde relatie.

De trouw die God vruchteloos van Israël had verwacht, zal hij eindelijk vinden in Jezus, de ware wijnstok. Zo zal er een nieuw Verbond geworden. Het eeuwig onthaal dat de Zoon van alle eeuwigheid aan zijn Vader biedt, kan zich nu in menselijke termen uitdrukken. Jezus’ trouw, die zich vertaalt in de gehoorzaamheid tot het kruis, is de trouw van de eeuwige Zoon die zich nu vertaalt in mensentermen, en uitdrukt in mensenleven.

De Wijnstok van het Nieuwe Verbond zal rijke vrucht dragen, een vrucht van liefde. Jezus zet er het dynamisme van uiteen : “Zoals de Vader mij heeft bemind, zo heb ik ook u bemind”.  Vanuit de wijnstok, die Jezus is, stroomt de liefde van de Vader over in de ranken die met hem in liefde verenigd zijn. Op hun beurt beminnen zij elkaar, zoals Jezus hen heeft bemind.

Om echter vrucht te dragen moeten de ranken verenigd blijven met de wijnstok. “Blijf in mij”, zegt ons Jezus, want “buiten mij kunt ge niets”.

Jezus vraagt in hem te blijven. Hoe kunnen we in hem blijven ? “Jezus vertelde een parabel dat men zonder ophouden moet bidden, zonder zich te ontmoedigen” (Luc 18, 1). Sint Paulus herneemt Jezus’ aanmoediging : “De Geest geve u te bidden en te smeken in elke omstandigheid” (Ef 6, 18, cf. 1Thes 5, 17), “Wees trouw aan het gebed, mag het u waakzaam houden in de dankzegging”  (Kol 4, 2).

Dat betekent niet dat men onophoudend tot God moet spreken !  Het onophoudelijk gebed is geen kwestie van verstand maar van hart. Een hart dat luistert, dat gezelschap houdt. Want God spreekt altijd  : door de zon en de bloemen, door de glimlach van een voorbijganger, alles kan ons zijn genegenheid zeggen als we maar aandachtig zijn. Door de mensen rondom ons kan hij ons onvoorzien zijn woord mededelen. Blijven in de liefde is leven in zijn intimiteit, de verloren ogenblikken gebruiken bij het staan in een wachtrij, het vastzitten in een file. De Heer is er mij altijd aanwezig. Ik besta omdat hij aan mij denkt.

Deze levendigheid van het hart veronderstelt dat we regelmatig tijd nemen voor expliciet gebed, tijd waar we bestaan voor God alleen.  De eerste christenen bouwden een regelmaat van 3 of 5 gebedstijden daags in hun leven en meestal nog één ’s nachts, en dat in een constante traditie : de Didachè, rond 150, en in het midden der derde eeuw zullen zowel Clemens van Alexandrië, als Tertullianus, Cyprianus, en Origenes steeds hetzelfde herhalen. Dat gebedsritme onderhoudt het godsverlangen. En zo mag Augustinus besluiten :

“Je verlangen is je gebed. Zo het verlangen duurt, dan duurt je gebed. Het is niets voor niets dat de Apostel gezegd heeft : Bidt zonder ophouden. Zegt hij dat opdat we zonder ophouden zouden knielen, ons neerbuigen of de handen ten hemel verheffen ? Moest dat ons gebed zijn, dan denk ik niet dat we het onophoudend kunnen doen.

Er is echter een ander gebed, dat innerlijk, dat onophoudend is : het is het verlangen. Als je met gelijk wat bezig bent, en je wenst er met God te zijn, dan houd je niet op te bidden. Wil je dus niet wil ophouden met bidden, houd dan niet op te verlangen. Zolang je verlangen duurt, zolang duurt je gebed. Je gebed zal maar zwijgen als je ophoudt lief te hebben”. (Enarat. in Psalm.  37).

Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval
( Geb: 17 dec.1928 / Overl: 12 jan.2018)