Het is een sprekend beeld van Gods situatie in onze wereld : machteloos is Hij geleverd aan ons goeddunken. Hij maakt zich tot onze tegenspeler, terwijl wij zelf honger en dorst lijden, zelfs met alles wat de wereld ons kan bieden. Jezus erkent overigens dat hij ons solaas zou kunnen bieden voor onze wezenlijke dorst, zo wij er hem om vragen (v.14). En nochtans is hij het die ons komt vragen om wat wij in staat zijn hem te geven, wij met ons armzalig waterkruikje. En hij, die zelfs geen emmer heeft om water te putten (v.11), beweert ons van onze dorst te kunnen genezen (v.14). Onmiddellijk akkoord (v.15) !
Ja, maar in plaats ons dat water te geven dat ons van onze dorst zou genezen, verwijst Jezus ons naar onze relaties. Daar is onze wezenlijke dorst te vinden, onze dorst naar een relatie die ons doet bestaan, die onszelf schenkt aan ons diepste wezen. Wij zijn geschapen naar het beeld van God die oneindige relatie is van geven en ontvangen in de liefde. Die relatie kan in ons worden tot “een bron van water dat opborrelt tot eeuwig leven” (v.14). Jezus verwijst derhalve de Samaritaanse naar het probleem van haar relaties : “Ga uw man roepen”. Maar zij is aan haar zesde man toe (v.18) : zij weet niet wat een relatie is die doet leven. Zij erkent pertinent dat zij geblokkeerd is in haar relatie tot God, die voor haar plaatsgebonden zou moeten zijn (v.20). Dat laat Jezus toe de zaken in het reine te trekken. De verhouding tot God is niet gebonden aan een plaats (v.23), want God is Geest. Hij moet dus aanbeden worden, noch op de berg Garizim, noch te Jeruzalem, maar in geest en waarheid (v.24). “Aanbidden” betekent “rituele offers brengen”. God is geest, zegt Jezus. Hem eren door naar Hem rook te doen opstijgen van dieren die men verbrandt, is dus geen adequaat eerbetoon. De aanbidding moet gebeuren in waarheid, dus overeenkomen met de natuur van God, en bijgevolg geschieden in geest. Het evangelie dat volgt zal daar de consequenties van tonen. Wij raken hier immers de vernieuwing aan die Jezus is komen brengen in de relatie met God. Het is betekenisvol dat hij bij zijn proces beschuldigd wordt de tempelcultus te willen afschaffen (Mc 14,58), en dat bij zijn dood “het voorhangsel van de tempel in tweeën scheurt, van boven tot beneden” (Mc 15,38). Jezus had verklaard dat hij in drie dagen een nieuw heiligdom zou optrekken (Mc 14,58), anders gezegd, dat zijn verrezen lichaam de nieuwe ontmoetingsplaats zou zijn met God.
Stefanus trekt die lijn door, en hij wordt ervan beschuldigd te stellen dat Jezus een einde maakt aan de tempelcultus (Hand 6,13-14), want “de Allerhoogste woont niet in wat met handen gemaakt is” (Hand 7,48). Paulus zal dat nog herhalen voor de Areopagus te Athene (Hand 17,24).
De relatie met God in geest en waarheid die Jezus voorstelt, is niet zonder praktische consequenties. Zij treft onze ook menselijke relaties. Ieder mens beleeft een enige relatie met God, met als gevolg dat alle mensen op gelijke voet staan met elkaar in hun relatie met God en dus ook in hun onderlinge relaties. De echtheid van onze relaties maakt geen onderscheid tussen man en vrouw, tussen Joden en Samaritanen (v.27).
Echte relaties zijn communicatief : de Samaritaanse loopt naar het dorp om de relatie mee te delen die ze met Jezus ervaren heeft (v.28-30). De basisvraag is nochtans : hoe de relatie met God in geest en waarheid beleven ? Jezus haakt op deze vraag in, wanneer de leerlingen hem pramen te eten (v.31). De relatie met God wordt gevoed door de wil te doen van God die ons in het bestaan gezonden heeft om zijn werk te volbrengen (v.34). En dat moet gebeuren zonder talmen, want “de velden staan reeds wit voor de oogst” (v.35-36). Dat werk geschiedt ook in inter-communicatie tussen de zaaiers en de oogsters van Gods Woord (v.36-38). Het verhaal mag zich afsluiten wanneer de Samaritanen aan Jezus vragen bij hen te blijven.
De communicatie tussen de Samaritaanse en de dorpelingen heeft deze gebracht tot een relatie in geest en waarheid met Jezus, die zij erkennen als de Redder der wereld (v. 40-42). Deze term “Redder der wereld” drukt de universaliteit uit van het heil. Nogmaals : de verhouding met God in geest en waarheid zet de christen open op de ganse wereld.
De relatie met God sluit nooit op, ze kent geen ivorentoren-mentaliteit. Zij ontdoet ons van onszelf. De Samaritanen zeggen uiteindelijk aan de vrouw : “Het is niet om wat jij ons hebt gezegd dat wij nu geloven” (v.42). Zo wij soms een schakel zijn in de relatie van anderen met God, dan zullen wij daar nooit een scherm tussen zijn.
Strikt persoonlijk, is de relatie met God altijd gratuïteit, gratis gegeven en gratis ontvangen. Enerzijds is de ontmoeting met Jezus strikt persoonlijk, maar die relatie nodigt anderzijds iedere leerling uit om deel te nemen aan Jezus’ universele zending.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.