Vervolg: Homilie op Johannes 6, 51 – 58

 

Dat is slechts mogelijk, en hier zien we de interne logica van het Johannesevangelie, wanneer God zich compromitteert met het vlees, wanneer God de afstand overbrugt tussen Schepper en schepsel door zelf vlees te worden. En precies dit schandaal van God die zijn majesteit compromitteert, heeft Johannes vastgelegd in de proloog van zijn evangelie waar het klinkt als een bom : “het Woord is vlees geworden”. Het Woord dat bij God is, en dat God is, het Woord van het eeuwig leven, het Woord dat alles geschapen heeft, is vlees geworden. Schokkender kon het niet gezegd worden. Johannes had het kunnen brengen op een mildere toon : “het Woord is mens geworden”.

Maar neen, hij legt de nadruk op het broze, het zwakke, vergankelijke karakter van de mens. God komt de mens zoeken, juist in die uiterste schamelheid van zijn wezen.

Johannes beklemtoont aldus van meetaf aan de onmetelijke afstand waardoor de mens radicaal anders is dan God, schepsel tegenover de Schepper. Met zijn geestelijk arendsoog ziet Johannes echter in de Menswording een diepe harmonie : het Woord, de Zoon, de in Liefde oneindig afhankelijke van de Vader, drukt precies in zijn menswording zijn totale afhankelijkheid uit tegenover zijn Vader.

Paulus zal hetzelfde vertolken op minder schokkende wijze : zoals we hoorden in de tweede lezing is de Eucharistie de tegenwoordigheid van het levengevende lichaam van Christus, die door zijn verrijzenis het hoofd geworden is van de mensheid, en zo gans het mensdom in zich omvat en tot eenheid brengt (1 Kor 10,16). Het is de verrezen Christus die levengevend tegenwoordig is in de Eucharistie.

Johannes van zijn kant, legt de nadruk op ons één-worden met Jezus in zijn vlees, in zijn menselijke zwakheid. Wij kunnen maar communiceren met Christus als wij onze eigen zwakheid en vergankelijkheid aanvaarden om van Hem het eeuwig leven te ontvangen door zijn dood te verkondigen, zijn zwakheid, zijn afhankelijkheid.

Als lijden ons treft, dan voelen wij veelal als eerste reactie een revolte tegen God, omdat wij onze eigen staat van vergankelijk schepsel nog niet ten volle aanvaard hebben. Wij kunnen dan niet aannemen dat God zich in een staat zou stellen die wij voor onszelf niet aanvaarden.

Vandaag zegt Jezus ons uitdrukkelijk : “je kan maar deelhebben aan het eeuwig leven als je deelneemt aan mijn vlees, aan de menselijke zwakheid, met haar lijden en dood, die ik heb aanvaard om met je te zijn in alles, ook in je moeilijkheden en verdriet, in je lijden en je dood”.

“Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven” : die woorden van Jezus die ons op eerste zicht doen opschrikken, zijn bij nader toezicht woorden van liefde van Hem die bij ons wil zijn, opdat wij met Hem en in Hem kunnen zijn. Naar Hem gaat onze dankbaarheid.

Dat is onze Eucharistie, onze dankzegging opgenomen in zijn dankzegging

 

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.