Johannes gaat echter een stapje verder met het specifieke geloofspunt van het christendom : “En het Woord is vlees geworden” (Jo 1, 14). God bemint ons, en Hij spreekt ons toe. Maar zo de liefde vraagt te spreken en zich uit te drukken, toch zijn woorden niet voldoende : de liefde wil er vooral samen zijn met de beminde. Zo God oneindige liefde is, dan wil hij oneindig met ons zijn, en overbrugt hij de afgrond die ons van hem scheidt. God komt met ons in ons menszijn. Dit is de logica van Jezus’ blijde boodschap. Liefde is altijd afdalen in de wereld van de ander. Zonder de incarnatie weet God alles wat er hoort bij het lijden, maar pas door de incarnatie kan Hij ervaren hoe het aanvoelt een van ons te zijn.
Men kan dit perspectief van Gods menswording slechts bijtreden als men echt gelooft dat God liefde is. Vergeet echter niet, zegt Jezus, dat het initiatief van dit geloof bij de Vader ligt : “Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader, die mij gezonden heeft, hem trekt” (Jo 6, 44). Jezus stelt ons echter gerust, niemand zal uitgesloten worden, iedereen zonder uitzondering is uitgenodigd om te geloven : “als Ik van de aarde verheven ben, zal Ik allen tot Mij trekken” (Jo 12, 32). Dat naar zich toetrekken is typisch voor Gods liefde : ”Met eeuwige liefde heb Ik u liefgehad, daarom is het uit vriendschap dat ik u tot mij trek”, zegt God tot Israël (Jer 31, 3). God trekt ons naar zich toe, wij behouden evenwel onze vrijheid van instemming. Kortom, Jezus gezonden door de Vader voor alle mensen, kan alleen ontmoet worden door hen die zich laten trekken, door hen die openstaan voor Gods gave.
In zijn proloog ook had Johannes geschreven : “Hij kwam naar de zijnen, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen” (Jo 1, 11). De Joden protesteren omdat ze de relatie niet zien van Jezus met zijn Vader, en ze weigeren in de zoon van Jozef iemand te zien die uit de hemel is nedergedaald. Jezus reageert door zich “het brood uit de hemel nedergedaald” te noemen, zoals hij dit reeds had gezegd (Jo 6, 31-33). Begrijpen we de logica van dit antwoord : Jezus bewijst dat hij de gave is van de Vader, uit de hemel nedergedaald, door de gave die hij van zichzelf zal schenken in de Eucharistie : “Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam” (Jo 6, 51). Juist door zich te geven, bewijst Jezus dat hij de gave is van God. Die gave, die mogelijk zal worden met Jezus’ verrezen lichaam, is echter maar vatbaar voor het geloof. De symbolische diepte van deze gave zal overigens maar duidelijk worden daags voor de dood van de Heer, bij het laatste Avondmaal : “Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan” (Jo 13, 1). Door zich te geven in de Eucharistie geeft hij ons zijn leven, zodat wij in hem leven.
En zo kan de liefde de cirkel van de wederkerigheid sluiten : dat is haar eigenheid.
Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval
(Geb: 17 dec. 1928 / Overl: 12 jan.2018)