De blindgeborene is van nature blind. Hij wordt herschapen. Van blind wordt hij niet alleen ziende, maar helderziende. Zoals overal bij Johannes is het helingsverhaal een heilsverhaal. Een feit uit het mensenleven verwijst ons naar het leven met God, naar het geloof. Die blindgeborene is ieder van ons. Wij worden niet geboren met het geloof.
Jezus komt ons echter onverwacht en ongevraagd tegemoet en wrijft ons de ogen in met de mogelijkheid ziende te worden. Maar daarmee zijn we nog niet ziende. Geloven is doen wat Jezus zegt. We worden maar ziende in het geloof als we, op Jezus’ woord, blindelings het risico nemen ons op nog onbekende wegen te begeven om ons te gaan wassen in het water dat Siloam heet. Johannes voegt er hier fijntjes aan toe dat Siloam ‘gezondene’ betekent.
‘Gezondene’ is de titel die hij voor Jezus gebruikt. We hebben het begrepen : het water van Siloam is het water van het doopsel in Jezus door God gezonden.
Het is voor ons niet altijd evident in te gaan op hetgeen Jezus ons vraagt. Als Hij ons zo nabij komt, durft onze reactie wel eens weigerachtig te zijn. Wij stellen uit wat Hij ons vraagt, we wikken en we wegen het voor en het tegen : zal Jezus’ opdracht van verzoening, van navolging, van delen en geven, ons wel gelukkig maken ? Zolang we dralen komt er van geloven niet veel in huis. We worden maar ziende als we de stap zetten. Maar als we de stap zetten overstraalt het licht onze ogen. De genezen blinde kan zijn geluk niet als een privébezit voor zichzelf houden : hij vertelt onbevangen aan buren en kennissen wat hem is overkomen : hij is zelf een ‘gezondene’ geworden. Het geloof is maar compleet als wij er ons eigen verhaal over hebben. We hebben het trouwens allen zelf ervaren : het Jezusgeloof krimpt als we er alleen maar in de eigen binnenkamer mee bezig zijn, en het vermeerdert door het met anderen te delen.
Het geloof is als de vreugde : gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeeld geloof is dubbel geloof. We leven in een tijd die het geloof naar de privé-sfeer wil verbannen :meer dan ooit hebben we er nood aan ons geloof met anderen te delen, actief deel te hebben aan een geloofsgemeenschap.
Ons geloof is echter niet altijd evident voor onze omgeving. Dat mocht de genezen blinde ook ervaren. Het eerste wat hij ziet, zijn mensen die niet geloven aan zijn genezing door Jezus. Hij staat er alleen mee. Zijn geloof stuit op scepsis eerst, op vijandigheid ten slotte. Hij wordt onder druk gezet om Jezus als ongeloofwaardig te verklaren. Doorheen die beproevingen rijpt zijn geloof. Men bevraagt hem, men stelt hem objecties waar hij voordien nooit eerder aan gedacht had : hij moet zijn geloof verdedigen tegen anderen, en het voor zichzelf in het reine brengen. Hij geeft echter zijn identiteit niet prijs : hij heeft een persoonlijke keuze gemaakt, en hij slikt zijn Jezusgeloof niet in.
Omdat zijn geloof uit zijn hart komt kan hij vasthouden aan zijn innerlijke overtuiging, wat de anderen hem ook maar kunnen zeggen.
Zo is het ook nog vandaag. Wie zijn geloof tot Jezus bekent, moet niet veel spontaan applaus verwachten. Je wordt eerder met vragen bestookt, je zou je zelfs moeten verantwoorden voor alles wat “christenen” in duistere eeuwen uitgehaald hebben, en dat trouwens niet volgens het evangelie was. Zolang er geen tegenwind was, bleef geloven eerder gemakkelijk. Men kon er zich laten dragen door de kudde. Dit uur van storm en ontij, maar ook van moed,verstevigt ons geloof.
De genezen blinde moet voor zijn geloof een hoge prijs betalen. Hij wordt door de religieuze overheden aan de deur gezet. Maar in die tegenspoed komt Jezus hem heel dicht nabij. Het Jezusgeloof dat hij met anderen had gedeeld en in moeilijke omstandigheden trouw gebleven was, mondt nu uit in een houding van aanbidding. Hij werpt zich voor Jezus neer. Wie bidt doet niet anders dan geloven. Wij laten er ons door de Heer beminnen. Wij gaan de stilte binnen en ontdekken dat ze gevuld is door de Heer die ons niet in de steek laat.
Wanneer wij de liefde van God zien waarmee Hij ons bemint als enig ter wereld, dan zijn wij niet alleen ziende geworden, dan zijn wij helderziend geworden.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.