Vervolg: Homilie op Lucas 10, 1-12. 17-20

Die tweeënzeventig andere leerlingen zijn niet gewoonweg voorbodes (zoals in Lc 9,52), maar ze zijn echt gevolmachtigd (cf. Lc 9,16), die, net als de Twaalf, macht hebben over de boze geesten (cf. Lc 10,17) en de komst van het Koninkrijk verkondigen (v.9 en 11). Zodoende stelt Lucas als theoloog dat niet alleen de zending van de Twaalf gevestigd is op Jezus’ instructies. Inderdaad,de verrezen Heer geeft de richtlijnen voor de zending, zowel aan de leerlingen als aan de apostelen (Lc 24,33-36). Voor Lucas belangt de zending de ganse Kerk aan, en niet alleen enkele personen [2]. Het is dus wel als verrezen Heer, meester van de zending in de Kerk, dat Jezus hen twee aan twee uitzendt (v.1). Hij zendt hen als getuigen : het getuigenis steunt op het woord van twee getuigen (Dt 19,15). In de Handelingen, zien we deze zendelingsparen : Paulus en Barnabas (13,2-4), Barnabas en Marcus (15,39),Paulus en Silas (15,40).De opdracht van de universele zending gaat de menselijke krachten te boven.

Jezus zelf merkt op dat er te weinig arbeiders zijn voor die overvloedige oogst (v.2). De oogst is van oudsher een metafoor van het Oordeel op het einde der tijden, en de maaiers ervan zijn God en zijn engelen (Jes 27,2 ; Op14,14-20 ; Lc 3,7). Hier is de oogst echter de zending, en het zijn de leerlingen die oogsten. De wanverhouding tussen de te volbrengen opdracht en het gebrek aan zendelingen in de Kerk, kan alleen maar opgelost worden door zich in geloof te keren tot God, die alleen het probleem kan oplossen (v.2). De eerste richtlijn die Jezus dan ook geeft, is de Heer van de oogst te bidden om arbeiders te sturen naar zijn oogst.

De basis is aldus verzekerd, en Jezus kan nu zeggen : “Ga !”. Hij weet dat de zending niet van een leien dakje zal lopen, en hij voorziet dat zijn zendelingen op vijandigheid zullen stuiten (v.10). Zoals aan de Twaalf (Lc9,3), vraagt hij aan de Tweeënzeventig hun vertrouwen te stellen op de Voorzienigheid, maar nu voegt hij daaraan toe dat ze haast moeten maken en zelfs geen tijd nemen om voorbijgangers te begroeten (v.4) : iemand begroeten, in het Oosten, dat neemt tijd. Elisa had reeds gelijke instructies gegeven aan zijn dienstknecht (2 Kon 4,29). In plaats van de enkelingen die ze ontmoeten, beogen de zendelingen huisgezinnen te bereiken en steden. Jezus legt uit hoe de zendelingen moeten omgaan met het onthaal, of hoe reageren op een afwijzing (v.5-12). Hun groet, ‘shalom’ – ‘vrede’, zal niet een leeg woord zijn of een ijdele wens, maar een godsgeschenk dat zij het huis brengen dat ze binnengaan. Wie een ‘zoon van vrede’ is, dat wil zeggen wie openstaat en ontvankelijk is voor de Goede Boodschap van het Koninkrijk, zal deze gave werkelijk ontvangen. Maar wanneer iemand zich afzet en niet gelooft, zal deze vrede terugkeren naar de zendeling, die zijn taak volbracht heeft en in vrede zal blijven.

Zoals voor de apostelen (Lc 9,4), bestaat de gedragswijze erin, te blijven in het eerste huis dat hen onthaalt. De zendeling eet en drinkt wat men hem opdient in ruil voor het geestelijke goed dat hij meebrengt. Ook Paulus kent deze traditie (1 Kor 9,14.18). Daarbij weet de zendeling zich vrij van al de verplichtingen van de Mozaïsche wet wat betreft rein en onrein voedsel [3]. Ook de Joodse maatschappelijke scheidsmuren die de gemeenschappelijke tafel verbieden met wie onbesneden en onrein is, worden afgeschaft. De zendeling kan alles eten met iedereen, ongeacht de voorschriften van de Wet !

Welke zijn nu de richtlijnen voor de prediking (v. 8-12) ? Net als de Twaalf (Lc9,2), moeten de nieuwe zendelingen in de steden waar zij onthaald worden, de zieken genezen en het Koninkrijk van God verkondigen. In de ongastvrije steden daarentegen, zijn er geen genezingen, maar wel het openbaar en symbolisch gebaar om het stof van zich af te schudden (zoals in Lc 9,5). Zo het Koninkrijk overal als nakend wordt afgekondigd, dan komt het toch maar echt in de gastvrije steden (v. 9).

Voor een stad die weigert de zendelingen te onthalen, zijn de gevolgen erger dan voor een ongastvrij huis dat zichzelf berooft van vrede. Voor de stad die hem weigert te onthalen heeft Jezus een waarschuwing in de toon van zijn voorgangers, de profeten : de vernietiging van Sodom, de bij uitstek vervloekte stad, (Gen 19 ; cf. Am 4,6), is niets in vergelijking met wat die stad te wachten staat “op deze dag”, uitdrukking die aan komst van het Rijk de betekenis geeft van het Oordeel op het einde der tijden.

Jezus’ vaststelling dat de oogst groot is, maar de arbeiders te weinig talrijk, is nog steeds belangrijk voor onze tijd, met als bijkomend probleem dat het onkruid zich via de media sneller verspreidt dan de verkondiging van het Koninkrijk van God. Alleen ons persoonlijk getuigenis kan daar tegen ingaan door onze persoonlijke contacten en door onze geestelijke en sociale actie in het openbare leven. Maar vooral door ons aandringen bij de Heer van de oogst om, ons ter hulp, zijn arbeiders te sturen …

[1] De westerse christelijke traditie duidt hen het vaakst aan als “leerlingen”, terwijl de oosterse christenen hen liever “apostelen” noemen. Volgens het Griekse lexicon is een ‘apostel – apostolos’ iemand die op zending gestuurd wordt, terwijl een “leerling” een student is : de twee tradities staan dan ook tegenover elkaar over de betekenis van het woord “apostel”.

[2] Het aantal tweeënzeventig is een impliciete verwijzing naar Genesis 10,2-31 die, in de Griekse Septuagintavertaling, de tweeën-zeventig volken der aarde opsomt. Alle volkeren zijn object van de zending. 72 of 70 ?
De oudste manuscripten, de Codex Vaticanus B, de codex Bezae D, en de Bodmer Papyrus (P75), spreken van 72 discipelen. Dat is 6 uit ieder van de 12 stammen van Israël. De Griekse vertaling van het Oude Testament, de “Septuaginta” genaamd, werd ook gemaakt door 72 vertalers, 6 per stam.

Volgens de legende werkten ze allen afgescheiden van elkaar, maar bekwamen allen juist dezelfde vertaling.Het getal 72 werd vervangen door 70 in de meer recente traditie van de codices Sinaiticus en Alexandrinus.
De Orthodoxe traditie vernoemt de Zeventig ‘apostelen’ bij naam, en feest hen op 4 januari.

[3] De Wet van Mozes (de Mozaïsche Wet) is het geheel van de voorschriften die het leven van de Israëlieten bepaalde. Deze voorschriften zijn nauwkeurig beschreven in het boek Leviticus.

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.