De Farizeeën en de overgrote meerderheid van het volk geloven in de opstanding. Ze beschouwen die, op een nogal naïeve manier, als de reanimatie van het vorige lichaam [2]. De Sadduceeën komen naar Jezus met een vraag die het beeld van de opstanding, dat de Farizeeën voorstaan, in het belachelijke trekt. Om de absurditeit van dit geloof in de verf te zetten, komen ze met de wet van het leviraat, die het een man mogelijk maakt om zijn schoonzus te trouwen, wanneer zij kinderloos weduwe wordt, om zo een nakomelingschap te verwekken voor zijn overleden broer (cf. Dt 25,5-10).
Neem nu het geval : een onvruchtbare vrouw wordt achtereenvolgens de vrouw van zeven broers die na elkaar sterven zonder nakomelingschap. Ze sterft dan op haar beurt. “Bij haar verrijzenis van wie van de zeven zal zij dan de vrouw zijn ?“ (v. 33). Zoals de Sadduceeën verwerpen thans veel mensen het opstandingsgeloof omdat zij het zich inbeelden als een heropname van het vorige aardse leven.Jezus zal dus stelling moeten nemen zowel tegen de Farizeeën als tegen de Sadduceeën. Hoe legt hij dat aan boord ?
Jezus antwoordt in twee tijden (v.34-38). Eerst presenteert hij zijn eigen opvatting over de verrijzenis (v.34-36), die de groteske rabbijnse voorstellingen afwijst. Er is een radicaal verschil, zegt hij, tussen het aardse leven en het nieuwe leven dat we erven bij de opstanding. In deze wereld planten de mensen zich voort en ze sterven ; de voortplanting moet zorgen voor het voortbestaan van de mensheid. Degenen die God, bij het oordeel,doet verrijzen, zullen niet meer sterven ; de onsterfelijkheid schaft dus de voortplanting af.
Om de verrijzenis uit te drukken, zal Paulus het werkwoord “metamorfoseren, van gedaante veranderen, transformeren”, gebruiken (1Kor 15,51+52. Hij legt het uit in gans de passage v.35 tot 54). Om het idee van Jezus uit te drukken, heeft Lucas een eigen Grieks woord gesmeed : bij de verrijzenis worden we “isangeloi”, “gelijk aan engelen” (v.36), zegt hij, want we kunnen niet meer sterven, en sterker nog : als kinderen van de opstanding zijn we kinderen van God.
In een tweede tijd keert Jezus zich nu tot de Sadduceeën, door het feit zelf van de verrijzenis te bewijzen met een tekst uit de Pentateuch die zij aanvaarden als Woord van God : “Dat de doden worden opgewekt, heeft Mozes zelf te verstaan gegeven …” (v.37-38). Jezus citeert Exodus 3,6 waarin de Heer aangeduid wordt als “de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”. Zijn argument is dat de belofte moet worden vervuld voor hen aan wie ze werd gemaakt : dat vereist dat ze verrijzen. De relatie die God aangeknoopt heeft met de leden van zijn volk kan niet verbroken worden.
De trouw van God staat hier fundamenteel. De Dood zelf vermag niets tegen die trouw.Dat is onze zekerheid : zo God ons uit liefde vraagt te bestaan, is het niet om ons nadien in het niets te laten vallen.God is trouw : Hij is Liefde voor immer. Jezus is ons voorgegaan. Hij verwacht ons in zijn Rijk. Wij zijn in zijn hand.
===============================
[1] Volgens het eerste boek van de Kronieken, beweren de priesters sadocieten dat ze de ‘zonen van Aaron’ zijn (5,29-41). In Jezus’ tijd beweren de hogepriesters van Jeruzalem nog altijd erfelijke banden te hebben met de Sadocieten.
[2] In de lijn van dit materialistisch verrijzenisbeeld, bevestigen een aantal Farizeeën dat de mensheid na de opstanding over een uitzonderlijke vruchtbaarheid zal beschikken. Zo zal Rabban Gamaliël rond het jaar 90 verzekeren : “Er zal een tijd komen waarin de vrouwen één keer per dag zullen bevallen”, met als bewijs dat de kippen elke dag leggen (Talmoed,Shabbat 30b). Een andere rabbijn, rond het jaar 150, is zelfs van mening dat elke Israëliet 600.000 zonen zal hebben, zonder dan nog te spreken over de dochters die natuurlijk niet meetellen ! De hilariteit van de Sadduceeën is dus begrijpelijk : vandaar hun vraag in vers 33.