Lucas benoemt Jezus hier als “de Heer” (v.13). Dit is de titel van de verrezen Heer, overwinnaar van de dood (Hand 2,36). In zijn verhaal verwijst Lucas volop naar een dergelijk mirakel in het Oude Testament, de verrijzenis van de zoon van de weduwe van Sarepta, bewerkstelligd door Elias (1 Kon 17,17 v.) [1].
Zoals in het verhaal van Elias, vermeldt Lucas de stadspoort, een weduwe die haar enige zoon verliest, een dode die de spraak terugkrijgt, en hij neemt de uitdrukking over : ”hij gaf hem aan zijn moeder terug”. Dat zijn aantekeningen genoeg om erop te wijzen dat Jezus een macht heeft zoals die van Elias, de grote profeet die moest terugkomen op het einde der tijden (cf. Mal 3,22-24). Zodoende werpt het Oude Testament een licht op Jezus met wat het zegt over Elias. Lucas vermijdt ten andere zorgvuldig Johannes de Doper te identificeren met Elias. Daarin wijkt hij af van Marcus (9,11-13) en Mattheüs (17,10-13). Voor Lucas is Jezus de Elias van het einde der tijden. Bij deze lijkstoet is Jezus door medelijden bewogen. Niet voor de overleden zoon, maar voor zijn moeder (v.13) die voortaan geen man meer heeft die brood in huis brengt. Gewoonlijk vermijdt Lucas Jezus’ gevoelens aan te halen. Het is dan ook de eerste maal dat hij Jezus een gevoel van medelijden toekent.
Het werkwoord dat hij gebruikt, ‘splanchnizesthai’, ‘door medelijden bewogen’, drukt een zeer sterk gevoelen uit, een emotie die de buik aangrijpt. Dat medelijden van Jezus, teken van Gods barmhartigheid, richt zich speciaal tot de bevoorrechtigden van het Koninkrijk, de armen, de zieken, de zondaars. Hier is het een vrouw die een weldaad ontvangt. Wat verder in het evangelie is het nogmaals een vrouw aan wie vergiffenis geschonken wordt, en die als voorbeeld van liefde gesteld wordt (Lc 7,36-50 ; cf. 8,2). Lucas haalt graag vrouwen aan als voorwerp van Gods barmhartigheid. Hij is getroffen door de goedheid van Jezus voor allen die misprezen worden : de zondaars, de vrouwen, de vreemdelingen. Hij onderlijnt graag dat de vrouw, die in Israël geen lid was van de gemeenschap, evenzeer geroepen wordt tot het Koninkrijk. Zoals aan alle nederigen van deze wereld is haar de vreugdeboodschap bestemd van het heil dat Christus brengt aan de armen. Paulus zal het gevat uitdrukken : “In Christus is er … geen man noch vrouw meer” (Gal 3,28). Een andere kentrek waardoor het Lucasverhaal verschilt van zijn oudtestamentische model is niet minder betekenisvol. Waar Elias zich driemaal over het kind moet uitstrekken (1Kon 17,21), en waar zijn opvolger Eliseüs tot zeven maal toe de kunstmatige ademhaling moet aanwenden (2Kon 4,34-35), heeft Jezus maar één woord nodig. Zijn gebaar om de lijkbaar aan te raken, dient alleen maar om de lijkstoet tot stilstand te brengen. Met gezag beveelt hij de jongeling om op te staan.
Hij zegt hem: “Sta op”, “egertèti” (v. 14), van het werkwoord “egeirein”, een uitdrukking die in de paasprediking gebruikt worden om te getuigen van de Verrijzenis van Jezus : Jezus ageert als de Heer die macht heeft over leven en dood. Zijn woord herstelt de relatie van de jonge man met zijn omgeving die door de dood verbroken was : de dode begint te spreken. Om er nogmaals aan te herinneren dat Jezus handelt uit medelijden voor de moeder, noteert Lucas dat de zoon aan zijn moeder teruggegeven wordt.
Zoals dikwijls in de wonderverhalen, worden op het einde de reacties van de aanwezigen vermeldt. Allen, de menigte en de leerlingen, (v. 11-12), zien in Jezus een groot profeet die is opgestaan (zelfde werkwoord als in vers 14 !). Deze erkenning is het bewijs dat allen in dit wonder zien dat God Israël komt bevrijden.Zacharias had reeds die welwillende tussenkomst van God bezongen (Lc 1,68.78). Het nieuws doet dan ook de ronde in het land van Israël en in de omliggende streek. De “Heer”, de grote profeet die de dood overwint te Naïm, is hij die zijn eigen dood zal overwinnen, en in Judea door zijn ware leerlingen erkend zal worden als “de Heer”. Zo hadden de twee pelgrims van Emmaüs, Cleopas en zijn gezel, Jezus erkend als “een profeet, machtig in woord en daad” (Lc 24,19). De Onbekende die hen vergezelt op de weg, begint met hen de Schriften uit te leggen, om aan te tonen “dat de Christus dit moest lijden om zijn heerlijkheid binnen te gaan” (Lc 24,26). Dat onderricht maakt het hart van de leerlingen brandend, zij herkennen de Heer bij het breken van het brood en hij verdwijnt uit hun ogen. Ze komen dan haastig terug om aan de Elf te verkondigen dat de Heer verrezen is (Lc 24,34).
De geschiedenis gaat verder : als wij de Eucharistie bijwonen, dan vervoegen wij de dankzegging, en van de mensen van Naïm, en van de christenen die zich sinds het begin hebben verenigend voor het breken van het brood. Zoals de Heer het ons heeft gevraagd, doen we dit ter herinnering van zijn leven en zijn dood : is hij dan midden onder ons als overwinnaar van de dood.
[1] Jezus heeft te Nazareth een ander mirakel aangehaald dat Elias gedaan heeft voor die weduwe van Sarepta (Lc 4,26).
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.