Marcus daarentegen toont ons de verbijsterende verwezenlijking van Gods heilsplan. Hij vermeldt de feiten in hun ruwe objectieve werkelijkheid. Zijn stijl is dikwijls deze van de gesproken taal die het verhaal levendig houdt. Marcus heeft geen schrik ons tegen de borst te stoten. Hij onderlijnt de contrasten : het kruis, hoe schandalig het ook is, openbaart de Zoon van God, die tot dan toe zijn persoonlijkheid in discretie gehuld wilde blijven houden.
In die lijn toont Marcus ons Jezus’ isolement door de bespotting en het sarcasme te onderlijnen waar Jezus op antwoordt met stilzwijgen. De groeiende eenzaamheid van Jezus wordt zo in het licht gesteld. De Heer had reeds het gehoor verloren bij de massa en van zijn naastbestaanden, en nu komt zijn Passie hem ook nog zijn eigen leerlingen ontnemen. De meest intiemen, die hij vraagt met hem te waken, slapen in, en zijn leerlingen slaan op de vlucht wanneer hij wordt aangehouden. Marcus trekt dat vluchten in het belachelijke met het voorval van de jongeling die naakt de vlucht neemt (Mc 14, 51-52). En als Petrus tot driemaal toe een tegengetuigenis aflegt (Mc 14, 62-71), blijft er maar één getuige over om, volgens de Joodse wet “tot tweemaal toe” te getuigen voor Jezus : die armzalige haan ! (Mc 14, 72).
Jezus verbreekt zijn zwijgzaam isolement enkel door een desolate kreet naar zijn Vader (Mc 15, 34-35). Door Jezus’ stilzwijgen te onderlijnen in die vereenzaming, verdedigt Marcus de messiaanse waardigheid van Jezus temidden de weerzinwekkende smaad die hem wordt aangedaan. En het precies in zijn dood van uitgestotene dat Jezus erkend zal worden als “Zoon van God” (Mc 15, 39).
Marcus moest dus vertrekken van het toenmalig Godsidee. Men verwachtte een almachtige Messias die de vijanden zou verpletteren en een zichtbaar koningschap in zou huldigen. Dat de Messias uit een bescheiden familie zou komen, dat hij zich arm zou voordoen, zonder macht noch roem, dat hij zich zou aanstellen zonder macht noch roem, noch wondertekenen, was onvoorstelbaar, zowel voor Jezus’ tijdgenoten als voor de lezers van Marcus. Dat God Liefde is, promotor dus van de vrijheid, dat kan maar verbijsteren als men er de gevolgen uit trekt voor zijn aanwezigheid in onze wereld.
Zolang men dit niet begrepen heeft, kan men de originaliteit van Jezus niet vatten, en zeker deze niet die Marcus ons beschrijft. Sommigen hebben het Marcusevangelie willen herleiden tot een grootse strijd tussen de Messias en Satan. Een aandachtige analyse van dit evangelie toont ons dat er weliswaar een eerste fase is waarin Jezus de duivelse machten verjaagt (1, 23-28; en het zal voor hem altijd een zekere zorg blijven : 5, 1-20; 9, 14-29), maar is zijn hoofdbekommernis niet het hart van de mens te omvormen ? Daarom, in een tweede fase, vergeeft Jezus de zonden en zet hij aan tot bekering (2, 1-17). Maar ook deze in ontoereikend : wat te doen als de mens de aangeboden vergeving weigert te ontvangen ? Moet er dan overgegaan worden tot straffen of verdelgen ? Neen, het is de Zoon Gods die zich laat verpletteren door de slechte wil van de dwarse mensen. Dat is de derde fase, maar ook het hoogtepunt en het belangrijkste van het Marcusevangelie dat tot zijn hoogtepunt komt in het passieverhaal.
Anders gezien, kan men zeggen dat Marcus zich eerst de vraag stelt : “Wie is Jezus ?” (van 1 tot 8), en daarna : “waar gaat hij naartoe ?” (van 8 tot het einde). Doorheen beide delen speelt de bevraging : “van waar komt hij ?”. Die vraag, zonder expliciet door Marcus behandeld te worden, loopt als een watermerk doorheen gans zijn evangelie en toont zijn aandringen om Jezus voor te stellen als de Zoon van God. Het is uiteindelijk de passie, niet van zomaar een mens, profeet of wonderdoener, maar van de beloofde Messias om het Rijk Gods in te huldigen, de passie van de Zoon van God, die ons de Vader openbaart. De originaliteit van de Messias die Marcus ons voorstelt, spruit uit het contrast tussen de hemelse almacht waar hij aanspraak had kunnen maken en de vernedering van de kruisiging.
Zijn verhaal besluit dan ook op een geloofsbelijdenis, uitgesproken door de Romeinse honderdman, vertegenwoordiger van het Romeinse wereldrijk.
In feite gebeurt alles alsof Marcus twee theologische waarheden heeft willen doen samenvallen in een concrete en levendige voorstelling. Eerst en vooral : Jezus is echt een mens, mens als wij in alles. Hij is niet God die gedaan heeft alsof Hij een mens was. En daarbij aanvullend : vanaf het begin was Jezus de Messias, de Zoon Gods. Hij was niet een mens die van natuur veranderde om Gods Zoon te worden. Maar als mens ben je in wording, en die wording komt tot zijn volle ontplooiing als je totaal de menselijke bestaan aanvaardt, lijden en dood inbegrepen. Zijn wezen van Godszoon is maar af met zijn dood, met de luide schreeuw van de mens die, als met een nieuwe geboorte, het Godsleven met zijn helemaal gegeven menszijn binnengaat.
Dan kan de honderdman, en wij met hem, ten volle getuigen : “Waarlijk, deze mens was Zoon van God !”
Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval
( Geb: 17 dec.1928 / Overl: 12 jan.2018)