Marcus ziet daar de verwezenlijking van, in de komst van Johannes de Doper die, in de woestijn, roept tot bekering. Om de persoonlijkheid van de Doper nog kracht bij te zetten, maakt hij van Johannes een beschrijving die toelaat in hem te terugkomst te zien van Elias : “hij droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel ; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing”. De profeet Malachias had immers die terugkomst voorspeld : “ Let op, ik zal mijn bode zenden ; hij zal de weg voor mij effenen” (Mal 3,1). ”Voordat de dag van de Heer aanbreekt, die groot is en ontzagwekkend, stuur ik jullie de profeet Elia” (Mal 3,23).
En in feite verwachtten Jezus’ tijdgenoten de terugkomst van Elias, de enige profeet in staat om de zaken op orde te stellen en zo de weg voor de komst van de Messias mogelijk te maken. Is hij het niet, die door zijn krachtige tussenkomst, het volk terugbracht tot de ware God toen het de afgodendienst van Baal achterna gelopen was ?
Johannes zal die bekering tot de ene ware God preken, en dat kernachtig uitdrukken in de ritus van het doopsel van bekering. Die ritus werd toen gebruikt om de heidenen, die zich tot de ene God van Israël bekeerden, in te lijven in het volk Israël.
Wat betekent dat voor ons, ons te bekeren tot God ? Meer dan ooit te voren, leven wij in een maatschappij waar de ik-cultuur welig woekert. Wie van ons zal durven tornen aan de heilige waarden van zelfzorg, zelfontplooiing en zelfbeschikking. Het zijn, laat ons het klaar stellen, goede en natuurlijke waarden, want er moet een stevig “ik” zijn om een echt “jij” te kunnen uitspreken. Er moet een “ik” zijn om zich te kunnen keren tot de andere. En dat is juist de bekering : in plaats van zich op te sluiten in zijn kleine “ik”, zich keren tot de andere. God is juist de absolute Andere. Zich tot God bekeren is de bekering per uitstek.
Hoe zich te bekeren ?
Ik situeer mij in de wereld vanuit mijn gewaarwordingen : volgens hetgeen ik zie, of hoor, of voel. Anders gezegd : ik situeer mij in de wereld vanuit het bewuste centrum dat ik ben. Ik kan buiten dit natuurlijk en normaal egocentrisme komen zodra ik bemerk dat er buiten mij andere centra zijn, onafhankelijk van mij. Ik stel dus vast dat ik niet HET centrum van de wereld ben,:ik ben slechts één centrum naast vele andere. Dat is voor mij een uitnodiging om niet in mezelf opgesloten te blijven, naar mezelf toegekeerd te blijven. Mij bekeren is mij naar de andere toekeren.
In het begin zal mijn manier van mij naar de andere toe te keren nog egocentrisch zijn : ik heb de andere nodig voor mijn eigen welzijn, ik zou mij graag zelf terugvinden in de andere, de andere herleiden tot wat ik zelf ben, de andere nemen voor mij of gebruiken om in mij de leegte op te vullen van mijn eenzaamheid. Het is slechts in een echte liefde dat ik met de andere tot een echte relatie kan komen.
Johannes de Doper roept ons op tot bekering tot God, ons te keren tot de Andere gans andere. Om die relatie te bewerkstelligen, zullen we moeten vertrekken van ons diepste zelf. Daarom trekt Johannes naar de woestijn. In de woestijn ben je alleen met je eigen zelf. Er is niets dat je afleidt van jezelf, niets anders dan zon, en zand waar de wind je voetsporen uitvaagt. Je bent er als ontdaan van jezelf. Een zelfde ervaring is mogelijk op een bergtop bij zonsopgang, voor de oceaan ‘s winters op een verlaten strand, of ‘s nachts bij een open hemel ver van de autostrade. Maar in de woestijn duurt die ervaring de dag lang. Je voelt er je alleen, je staat er pal voor jezelf, je hebt orde te stellen in jezelf, de uitwassen weg te werken die jouw innerlijke harmonie ondermijnen. Je voelt je bereid je te ontdoen van alle futiliteit, van alles wat je nodeloos belast. Je bent verplicht te zien in jezelf wat je niet wilde zien, je kan de rekening maken van hetgeen je van jouw egoïsme moet aftrekken.
Dieper nog : in de immensiteit van de woestijn kan je tot het besef komen van je eigen kleinheid, en stom geslagen zijn door het mysterie. Hier heeft het Hebreeuws een mooi woord om “woestijn” uit te drukken : “midbar”. “Mi” is het voorvoegsel dat de oorsprong uitdrukte ,en “dabar” betekent “woord” : de woestijn is de plaats van oorsprong van het woord, de wieg waar Gods woord kan geboren worden in het hart. Want je weet nu dat je er zelf niet uit jezelf zult geraken. “Je deviens moi par la grâce du toi”, zegde Gabriel Marcel : “Ik word mij dank zij jij” : alleen de andere kan mij uit mezelf halen.
In die wachtzaal van de woestijn verbeid ik op de geboorte van Gods Woord in me.
Met DANK aan broeder Mark uit de abdij van Orval.