Als Jezus zegt dat hij “moet” lijden, spreekt hij niet van een onstuitbare noodlot, maar van Gods plan dat hij aanvaard heeft en dat hij onthult aan zijn leerlingen. Hij duidt zelfs de verantwoordelijken aan voor zijn dood : de ouderlingen, priesters en schriftgeleerden die deel uitmaken van het Sanhedrin. Jezus voegt echter daaraan toe dat hij zal verrijzen.
Zelfs als Petrus gelooft in de opstanding van de rechtvaardigen, komt hij in opstand bij het idee van de vernedering en de dood van zijn meester (v.22). Maar Jezus, die op kop trekt, draait zich om : “Ga weg, satan, terug ! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil” (v.23). Neem terug jouw plaats in van discipel ! Je bent mij een obstakel (Grieks : scandalon, struikelsteen), voor het plan van God voor mij.
Dit affront tekent een contrast met de zaligspreking eerder gericht tot Petrus (Mt 16,17). Deze was in staat zijn geloof te belijden ; maar hij treedt Gods inzichten niet bij. Zijn opstand komt niet alleen van zijn egocentrisme, maar van de ”menselijke overwegingen”, en hij dient Satan, de wereld die de zending van Christus vijandig is.
Lijden en dood zijn ook voor ons een struikelblok dat ons geloof in de weg kan staan : “Als God liefde is, hoe kan Hij het lijden toelaten ?” Het enige antwoord dat God ons geeft op die vraag, is zelf met ons te komen in ons lijden. Bij het verkondigen van de levende Zoon van God, moeten we niet vergeten dat Jezus de Gekruisigde is, solidair met degenen die lijden. Jezus wil dat ons dat goed in de geest drukken, en hij zal dit nu nader verklaren (v.24-27).
“Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen”, zegt hij. Om jezelf te verloochenen moet je echter eerst jezelf zijn ! Bij de jongeren ben je in, als je zegt dat je niet in God gelooft. Dat komt er meestal op neer dat ze nog niet in zichzelf geloven. Het is niet gemakkelijk zijn persoonlijkheid op te bouwen in een wereld waar in de media alles gezegd, en alles tegengesproken wordt. Op welke waarden kan je dan nog bouwen ?
Niet voor niets zegt sint Bernardus dat de eerste trap om God te beminnen, erin bestaat zichzelf te beminnen. Om zichzelf aan God te geven, moet men zichzelf eerst in dankbare vreugde van God ontvangen. Zichzelf voor God verloochenen is slechts mogelijk in deze liefdedialoog. De radicale oproep van Jezus heeft niets te maken met het rigorisme bepleit door de Wetgeleerden. Hier niets geïnspireerd door een ideaal van een superieur ascetisch leven. Jezus bedoelt geenszins het leven van zijn volgelingen over te belasten met wetten en strenge regels. Hij roept hen op zijn passie te delen voor God, en zijn totale beschikbaarheid in de dienst van zijn Koninkrijk. Hij wil in hun hart het vuur ontsteken dat in hem brandt.
In deze paradoxale affirmatie is alles gezegd : “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie zal het behouden” (v.25). Jezus nodigt zijn leerlingen uit om te leven zoals hij : in de liefde neemt men het risico alles te verliezen om alles te winnen.
De discipelen hebben nog iets verschrikkelijker moeten aanhoren. Zij hebben er zeker bij gehuiverd : “Indien iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en mij volgen” (v.24). Een leerling moet zichzelf vergeten, zijn eigenbelang opgeven en op Jezus vertrouwen. Hij behoort zichzelf niet toe. Zijn leven is Jezus gegeven, hij leeft om hem te volgen. Tot daar kan het project aantrekkelijk lijken.
De metafoor die Jezus daaraan toevoegt is echter verontrustend. Iedereen kende het verschrikkelijke schouwspel van de veroordeelde om gekruisigd te worden, gegeseld en bebloed, gedwongen werd om de dwarsbalk te dragen naar de plaats van de executie, waar de verticale balk in de grond geplant stond.
Voor en na Jezus, was Palestina bezaaid met kruisen. Iedereen wist hoe gemakkelijk men slaven, dieven en rebellen die de Romeinse orde bedreigden veroordeelde. Je kon niet kleurrijker zeggen wat er van de discipelen verwacht wordt : een onbeperkte bereidheid om hem te volgen, en er de risico’s, de vijandigheid, de woede en misschien de dood van op zich te nemen.
Volgens Marcus, zullen sommige leerlingen zien in hun leven het koninkrijk van God (Mc 9,1). Mattheüs spreekt liever van het koninkrijk van de Mensenzoon. Zelfs als de komst van Christus in heerlijkheid uitblijft, zullen de leerlingen niet worden overgelaten aan het lijden van het kruis. Nu reeds zullen zij de kracht van de Mensenzoon ervaren (v.28). Deze gedachte leidt de scène in van de gedaanteverandering die zal volgen.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.